Het evangelie is een boek van ontmoetingen. Deze zijn zo ingrijpend geweest dat zij een lange ketting van nieuwe ontmoetingen hebben veroorzaakt. De ontmoetingen beginnen al in het kindsheidevangelie (Matteüs en vooral Lucas). Het zijn ontmoetingen van dewelke de Bijbel zegt: “God heeft zijn volk bezocht” (Lc. 1,68; 7,16).

Alles steunt op ontmoeting. "Alles wirkliche Leben ist Begegnung" (Martin Buber). Ontmoeting, dit was een lievelingsthema van Jan Dumon als directeur van Missio. Hij lanceerde het thema: Onverwachte ontmoeting. In 2012 was dit ongeveer hetzelfde thema: Ontmoeting zet je op weg.

Veel ontmoetingen zijn toevallige ontmoetingen. Er zou maar één minuutje in je leven anders moeten geweest zijn en gans je leven was anders. Er zijn blije ontmoetingen en ontmoetingen die we vrezen. Een mens groeit in uitwisseling met anderen. We kennen daarbij de spanning tussen gelijkheid en vreemdheid. De andere is een gelijke en toch een vreemde. Ik, gij, hij/zij, wij?

Het is een wonder als mensen elkander écht ontmoeten (Ward Bruyninckx)

In de tempel begroeten twee oude personen, Simon en Hannah, het kind Jezus, Maria en Jozef (Lc. 2,25-40). Het lijken gelukkige mensen te zijn. Ze durven uitspreken wat nog zelden gebeurt: bekennen dat godsdienst hun hart vervult.

Maar hoe lang moeten we dikwijls wachten voordat er iemand komt aan wie we dit soort geheimen toevertrouwen. Ook spiritualiteit behoort dikwijls tot het meer geheime domein van onze ouderdom. Spreken over wat we allemaal niet geloven, is eenvoudiger dan over wat we wel geloven. En wanneer het niet gaat over het ‘wat’ maar veeleer over het ‘hoe’, over de kwaliteit van onze ervaring, is het in beide gevallen nog moeilijker. Op dit punt zijn veel oude mensen zeer eenzaam. Die eenzaamheid wordt niet weggenomen door bezoekgroepen, sociale voorzieningen, bingo, buurtfeesten, kerstvieringen en kaartnamiddagen. Met onze geheimen zijn we alleen”(H. Andriessen, Een eigen weg te gaan, Ouderen en spiritualiteit, Ten Have, Kampen, 2004, p. 61).

Oud-zijn, is in het einde staan. Dit verwoordt Ida Gerhardt in haar GENESIS:

 

Oud worden is het eindelijk vermogen

 

Ver af te zijn van plannen en getallen

 

Een eindelijke verheldering van ogen

 

Voordat het donker van de nacht gaat vallen.

Oud-zijn is een zijnswijze, geen vervalstadium (H. Andriessen) Dit is een optimistische kijk. Oud zijn, dit is merken dat wat je gisteren kon, vandaag niet meer kan. Het is op een ander terras terecht komen, zijn leven herschikken bij een herhaaldelijk elastiekspringen. « Le vieillissement ne consiste pas dans un lent déclin, mais dans une suite de sauts à l’élastique. On est soudain poussé dans le dos, on plonge, on voit l’abîme d’un peu plus près, on rebondit plusieurs fois, et, avec un peu de chance, on se rétablit, mais jamais au niveau d’où l’on avait sauté. Cependant, à celui où l’on s’arrête, j’en ai fait l’expérience, on peut s’établir pour une période assez longue » (Hubert Nyssen 1925-2011).

Oud-worden is schipbreuk”, zou generaal de Gaulle gezegd hebben. Zelfdodingen nemen toe bij ouderen. Armoede verjaart niet (Campagne Welzijnszorg 2012). Vereenzaming treft veel bejaarden.

Oud-zijn, dit kan een groei zijn naar innerlijkheid. “Wanneer we oud zijn, zijn we gevormde, door het leven getekende mensen. En ook al leefden we met velen in een bepaalde periode van de geschiedenis en maakten wij met hen dezelfde dingen mee, toch verwerken we die op een eigen manier. Het enige dat waarschijnlijk aan alle oude mensen gemeenschappelijk is, is dat we meer dan vroeger naar binnen gekeerd leven. Maar er zijn oude mensen voor wie zelfs dit niet kenmerkend is: ze waren heel hun leven al ingekeerde mensen die in contact stonden met hun innerlijk; of ze waren het nooit” (H. Andriessen, op. cit. p. 125-126).

« On vieillit. On s’aperçoit que la seule chose qui vous emplisse les mains n’est jamais ce qu’on a pris mais ce qu’on a donné » (Catherine Paysan).

Simeon en Hannah verheugen zich over het nieuwe leven. Simeon, “hij zegent het kind en doet daarin wat de taak is van alle oude mensen: de kinderen zegenen; het nieuwe leven dat de voortgang van de mensheid verzekert, beamen, bevestigen en zijn ‘voorwaarts’ ondersteunen” (Op.cit. p. 226).

Wie Gods zegen ontvangt, groeit en voelt zich niet alleen. Wie is gezegend, die durft met vertrouwen de toekomst aan. “De zegen is een gebed, gedragen door een belofte én een belofte, gedragen door een gebed” (J. Westland).

Bij de geboortezegen van Dorothee en haar mama klonken de stamelende woorden aldus: “We zegenen opdat in de liefde van moeder en kind het zorgende gelaat van God mag aanwezig zijn. Wij zegenen Dorothee dat zij mag groeien en toenemen in krachten en vervuld zijn van wijsheid (Lc. 2,40), dat zij zoals Jezus bij God en mensen welgevallig mag zijn (Lc. 2,41).”

Moge God je omringen met zijn zorg en liefde.

Moge Hij je koesteren als zijn oogappel.

Moge Hij, zoals de arend over zijn jongen waakt, voortdurend over jou zweven

en zijn vleugels uitspreiden en jou daarop dragen (Dt. 32).

Moge de HEER jou zegenen en beschermen;

Moge de HEER het licht van zijn gelaat doen schijnen en jou genadig zijn.

Moge de HEER naar Dorothee en naar ons allen zijn gelaat toewenden

en vrede geven (Num. 6,2).

 Weinig jonge ouders zijn voor de zegen ongevoelig en menigmaal ontroert het de oude mensen zelf zozeer dat zij de woorden niet eens kunnen uitbrengen en volstaan met een gebaar en met de beloften… het nog wel op te schrijven. In deze zin is Simeon een ideaalbeeld voor oude mensen die in hun leven de verwachting hebben ontdekt. Hij doet ons vóór hoe wij met nieuw en jong leven moeten omgaan. En hij leert ons ruimte te maken voor het nieuwe dat komt.

Dit voorvoelen van de bestemming van een nieuwe generatie – of die nu in vervulling gaat of niet – en dit bevestigen van het nieuwe, vormen, spiritueel gezien, een hoogtepunt in ons oud-zijn. Het vertegenwoordigen van het verleden en het contact daarmee tot stand brengen zijn noodzakelijke schakels in de keten der generaties. En wanneer oude mensen – zoals Simeon – ‘niet bang zijn om te sterven zullen hun kinderen niet bang zijn om te leven’ (E.H. Erikson). Maar omgekeerd hebben oude mensen kinderen en kleinkinderen evenzeer nodig” (H. Andriessen, op. cit. p 226).

Met haar 84 jaar - 7 x 12 - kent Hannah het leven. “Oude mannen en vrouwen hebben nog weet van oude rituelen. Ze leggen het leven aan jonge kinderen uit, nemen hen mee de concreter wereld in, hebben oude dingen van vroeger in huis, koesteren de portretten van gestorven mensen, hebben hun grote dromen over hun kleinkinderen, volgen hen belangeloos op hun weg, dragen een schat aan herinneringen bij zich en vertellen verhalen. Ze verbreden de wat enge blik van dit moment tot een zicht op de ‘kleine eeuwigheid’ van ons menselijk geslacht. Ze zijn de mentoren van onze beschaving en in die zin hoedsters en hoeders van de toekomst. Een allerbelangrijkste aspect van die beschaving is tijd hebben en tijd besteden aan de grote dingen van het leven” (op. cit. p. 232).

In hun wens naar communicatie met hun kleinkinderen zijn grootouders aan het computeren gegaan en leren ook zij van hun kinderen en kleinkinderen. Het is niet omdat er sneeuw ligt op het dak van het huis, dat er binnenin geen vuur zou branden!

Als we een kaarje aansteken:

Ik weet niet hoeveel mensen mij hebben geschreven

toen het slecht met mij ging:

‘We zullen een kaarsje voor je opsteken’.

Mensen uit alle lagen van de bevolking,

onder wie ook gelouterde mensen

die zelf ooit hard hebben moeten knokken.

Op die momenten voel je dat zo’n kaarsvlammetje

niet zo maar een sentimenteel lichtje is.

Als iemand een kaars pakt en een lucifer,

en die kaars voor iemand anders aansteekt,

dan is er toch sprake van warmte

van de ene mens voor de andere mens.

Duizenden en duizenden mensen

steken op een dag een kaarsje aan.

Dat is iets heel anders dan wanneer duizenden mensen

geen kaars aansteken.

Bidden betekent niet alleen

‘vragen voor jezelf’,

maar het is ook vragen voor de ander.

Zoals je een kaarsje voor een ander opsteekt,

zo vindt door het gebed

een verbinding tussen mensen plaats

en dat is een grote kracht in de samenleving.

Toon Hermans, Gebedenboekje, Uitgeverij De Fontein-Baarn.