3° Zondag Vasten C (2010)

 

De eerste lezing van deze zondag vertelt over het brandende braambos. Een dor struikje in de woestijn, dat in lichterlaaie stond en niet verbrandde. Een onsterfelijk verhaal met een boodschap die intussen wel uitgebrand is. God riep Mozes toe vanuit die struik. Hij antwoordde: "Hier ben ik." En toen stelde God zich voor: "Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte, om het weg te leiden naar een land dat goed en ruim is, een land van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten en andere stammen."
Sinds 1948 beroept de Joodse Staat Israel zich op deze oeroude God. Wij hebben intussen geleerd iemand te wantrouwen die zijn volk "Lebensraum" en land belooft. Zelfs als het een God is. Want dat betekent oorlog.  Dan vraagt Mozes om de naam van God. Die is: "Jahweh, Ik ben die is," de onuitsprekelijke eigennaam van Israëls nationale verbondsgod.


Het evangelie van deze zondag spreekt over een bloedbad aangericht door Pilatus en over mensen die door een toren verpletterd waren. De mensen vroegen Jezus of die slachtoffers zondaars waren. In beide gevallen is zijn antwoord: "Volstrekt niet: maar als gij u niet bekeert, zult gij allen zo omkomen." Toen vertelde hij de gelijkenis van de vijgenboom, die iemand in zijn wijngaard had staan en die al drie jaar geen vruchten droeg. De eigenaar zei: "Hak hem om, waartoe put hij de grond nog uit?"


Wat een verschil tussen die vijgenboom waar je iets van verwacht, waar je voor opkomt zelfs al draagt hij geen vruchten, en die brandende struik in de woestijn, goed voor brandhout.  En wat een verschil tussen dat onbarmhartige en ongeduldige "Hak hem om", en de woorden van de knecht: "Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond omspitten en er mest op doen. Misschien draagt hij dan het volgend jaar vrucht; zo niet hak hem dan om." Een paar woorden, heel aards, waarin Jezus laat zien wat voor een mens hij is. En van welk type God hij het beeld wilde zijn, niet van de God van de brandende braamstruik in de woestijn.
We hebben ook de woorden gehoord: "Als gij niet tot bekering komt." Bij dat woord hoeven we niet per se te denken aan zich afwenden van wat verkeerd is. Het woord inkeer slaat beter op wat Jezus bedoelt. Inkeer: daarbij denken we aan het zoeken van een plaats of tijd waar je ontkomt aan de verbrokkeling van de buitenwereld, niet om daar op de bank te gaan zitten met een biertje en afstandsbediening. Wel om je te bezinnen en te verdiepen in jezelf en je eigen leven. Daarentegen hebben we allemaal een beetje de aanleg van die vijgenboom: we staan daar wel maar er valt niets te plukken. Anders gezegd: "Och, zo ben ik nu eenmaal." Jezus stelt voor dat we ons terugkennen in die vijgenboom. Die houdt hoe dan ook de belofte in van lekker fruit.
In woorden van een oude spreuk: "Alles dat leeft, groeit. We groeien tot we doodgaan. En we zijn al dood zo gauw we stoppen met groeien."