Pinksteren C - 2016

Zusters en broeders,

Pinksteren: het feest waarop we vieren dat de heilige Geest over ons komt. En wat die heilige Geest voor ons doet, hoorden we twee weken geleden, toen Jezus zei: ‘De heilige Geest die de Vader in mijn Naam zal zenden, zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb.’

Dat is dus wat de heilige Geest doet: Hij herinnert ons aan de woorden en daden van Jezus. Hij  is de Geest van Jezus, de Geest van God. In de eerst lezing zien we de kracht van die Geest. Jezus is ten hemel opgevaren en de apostelen staan er alleen voor. Ze weten niet waar ze voor staan, ze weten niet wat Jezus van hen verlangt, dus zwijgen ze en ze doen niets. Misschien zijn ze zelfs bang dat ook zij het slachtoffer worden van vijandige schriftgeleerden en farizeeën. Maar dan daalt Jezus’ Geest,  Gods Geest over hen neer, en die onzekere bangeriken worden ineens heel zekere verkondigers van Jezus’ Blijde Boodschap, de Boodschap van Gods grote daden. En wat zijn Gods grote daden? Dat is geen wraak, maar liefde. Geen veroordeling, maar barmhartigheid. Geen vergelding, maar vrede.

Dat wordt door Jezus heel sterk beklemtoond bij zijn eerste verschijning na zijn verrijzenis. Dat hoorden we in het evangelie. Hij wenst zijn apostelen vrede toe, blaast zijn Geest over hen uit, en zegt: ‘Ontvang de heilige Geest. Als gij iemand zijn zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven; als gij ze niet vergeeft, dan blijven ze behouden.’ Dat is dus Gods Geest: dat we altijd zoeken naar vrede, en dat kunnen we alleen als we iets en iemand kunnen vergeven. Als we dat niet kunnen, blijft de fout, blijft de onvrede bestaan.

En onvrede, nee, dat is niet Gods Geest. God is de Schepper van onze aarde, onze zon en miljarden sterren. Zo almachtig is de Heer onze God. En van zijn Geest krijgen we de kracht om te doen wat Hij gedaan heeft en wat Hij blijft doen, en dat is iets moois scheppen. Niet de prachtige aarde kapotmaken door onze bezitsdrang. Niet de samenleving vernietigen door onvrede, door eigen groot gelijk en door hebzucht, maar mee scheppen wat goed is, mee bewaren wat vol liefde is, mee streven naar wat vol vrede is.

Dat is Gods Geest. Wellicht zegt niemand het zo duidelijk als Paulus in zijn brief  aan de Galaten. Hij zegt: De vrucht van Gods Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Hij zegt ook heel uitdrukkelijk wat Gods Geest zeker niet is, en dat is vijandschap, ruzie, partijdigheid, jaloersheid en meer van die dingen.  Volg uw begeerten niet zomaar in, voegt hij er nog aan toe. Daag elkaar niet uit, en wees niet verwaand.

Liefde, vrede, vreugde, geduld en nog zoveel meer andere goede gevoelens en gedragingen: dat is wat Gods Geest over de wereld brengt. Die moeten we beleven, die moeten we behouden. Niet laten vallen en niet laten uitroeien, want dan is alles weg. En we zien wat er gebeurt wanneer Gods Geest uitgeroeid wordt: dan krijg je vreselijk terrorisme en vreselijke burgeroorlogen. Dan slaan miljoenen mensen op de vlucht en zijn er miljoenen verlaten kinderen in een onleefbaar leven. Dan zie je de waanzinnige rijkdom van enkelen en de hopeloze armoede van heel velen. Dan bouw je mee aan een wereld die heel ver afstaat van Gods fantastische aarde. Een wereld die meer en meer onleefbaar wordt.

Zusters en broeders, in de eerste lezing hoorden we hoe de luisteraars tot hun stomme verbazing de apostelen hoorden spreken in hun eigen taal. Dat betekent niet dat de apostelen ineens al die vreemde talen van Parten, Meden, Elamieten en nog zoveel volkeren konden spreken. Dat was trouwens ook niet nodig, want al die luisteraars waren joden die hun eigen moedertaal nog altijd kenden. Maar de taal die ze nu hoorden is niets anders dan de taal van Gods grote daden, en dat is de taal van liefde, vrede en vreugde. Niet de taal van vijandigheid, van hardheid, van straf en van wraak, maar de taal van liefde, vrede en vreugde. Dat is de taal van Gods Geest.

Dat ook wij die taal mogen horen, en in al ons doen en denken naar die taal willen leven. Amen.