Evangelieprikje 2016

Het evangelie van vandaag zou misschien voor sommigen gekopieerd kunnen zijn uit een goedkoop stationsromanetje, maar laat je niet vangen. Ook het laatste hoofdstuk van het Johannesevangelie – volgens sommigen later toegevoegd – blijft diep gaan en zit vol met symboliek. En dat begint al bij de eerste zin. De setting van het hele verhaal is namelijk de plaats waar Jezus en enkele van Zijn leerlingen elkaar ontmoet hebben en waar Hij ook vele wonderen verricht heeft. Pasen ligt nu al een tijdje achter ons, zelfs die van het onderwijs moeten morgen terug hun oude dagtaak opnemen. Ook Petrus vond het blijkbaar welletjes geweest en wil de – oude – draad weer oppakken en gaat terug vissen. Maar hij is de truc lijkbaar verleerd want keert met lege netten terug. En dan durft die onherkenbare Jezus nog wat zeezout in de wonde strooien door te vragen of ze wat vis hebben. Hij krijgt een kordaat “neen”. En dat sublieme antwoord van die onbekende dan: gooi het over een andere boeg. Alsof Hij wil zeggen dat Petrus niet moet denken dat hij zijn oude leven nu zomaar terug kan opnemen. Er is iets veranderd, man, vroeger was je visser maar Ik heb van jou een visser van mensen gemaakt. Johannes lijkt de eerste te zijn die doorheeft dat het Jezus is die tot hen spreekt. Petrus springt in het water en zwemt Jezus tegemoet. Jezus blijkt al vis te hebben. Wie in Mij gelooft, lijkt Jezus te zeggen, leeft niet alleen van wat hij zelf “vangt” of “produceert” maar van wat God voor hem of haar heeft voorbestemd. Fantastisch toch – als we tenminste zo slim zijn om dit niet te lezen als een oproep om niets te doen. Als Jezus nog eens naar vis vraagt, lijkt die er plots wel te zijn – en wel in overvloed. Overvloed, is dat geen teken dat het Rijk Gods aan het doorbreken is? Inderdaad, maar toch opletten dat het net niet zo groot wordt dat de bekoring van macht, eer of bezit het doen scheuren. Na een schuchtere kennismaking vraagt Jezus drie maal – weliswaar met twee andere woorden die wij vertalen als houden van – of Petrus van Hem houdt. Tegenover elke keer dat Petrus Hem verraden heeft, krijgt Hij nu de kans om die schandvlek uit zijn leven weg te gommen. En Jezus vergeeft Hem, zelfs meer dan dat. Iemand je volgelingen toevertrouwen, dat getuigt van groot geloof in die mens.

Allemaal wreed schoon, denkt u misschien, maar wat kunnen wij daar nu mee? Heel wat, denk ik. Ik zal het kort houden en twee aandachtspunten meegeven: een vraag en een fantastische Blijde Boodschap! Beginnen we met de vraag, kwestie van in schoonheid te eindigen, een wens die niet alleen de schrijvers van het Johannesevangelie als doelstelling gesteld hadden. Hoe zit het met ons leven? Is ons leven veranderd toen we de verrezen Jezus in ons leven binnen lieten? Hebben wij de verrezen Jezus wel in ons leven binnengelaten of was het de aardse Jezus, de goede man met mooie verhalen en vernieuwende inzichten? Betekent die verrijzenis iets in ons leven als gelovige? Ik denk dat het een belangrijke vraag is, maar ik wil er meteen ook aan toevoegen dat ze moeilijk is en dat de Kerk zelf er – naar mijn bescheiden mening – nog altijd mee worstelt. Het kan dus geen kwaad dat dit ook het geval is bij de gewone gelovige, belangrijk is dat de vraag er is. Daarmee bedoel ik niet dat we de verrijzenis moeten minimaliseren maar wel dat we moeten aanvaarden dat ons pogen om “verrijzen’ te begrijpen ook onderhevig is aan geloofsgroei en dus niet iets statisch is. Maar ik keer terug naar de oorspronkelijke vraag: komt ook bij ons soms de bekoring om net als Petrus het oude leven terug op te nemen en te vergeten dat die Jezus er ooit geweest is? Veel van onze tijdgenoten kunnen dat en doen dat ook. Dat ze dit in alle vrijheid kunnen en mogen doen, als een bewuste keuze zou ons moeten verheugen, al stemt het ons ook wat triest als we merken dat anderen de vreugde van de Blijde Boodschap niet kunnen proeven. Misschien moeten we dan als Kerkgemeenschap eens kijken of we wel de juiste kruiden gebruiken als we de Blijde Boodschap serveren. Maar gelukkig is geloven ook iets persoonlijks, het is niet omdat steeds meer mensen ongelovig zijn dat we dat ook moeten worden. En daarom hoop ik dat wanneer u ooit de bekoring bekruipt zoals Petrus in het verhaal dat u ook iemand ontmoet die u doet inzien dat dit niet meer kan lukken en dat je het toch maar weer over een andere boeg moet gooien.

Een tweede gedachte die ik uit dit verhaal wil halen is het geschenk van de vergiffenis. Drie keer heeft Petrus Jezus verloochend, drie keer vraagt de Verrezene of hij Hem nog graag ziet. Ik denk dat we daarin mogen lezen dat God ons wil vergeven, elke keer als we iets misdaan hebben. Maar een belangrijke kanttekening die het evangelie maakt is dat Jezus niet vraagt of hij spijt heeft maar wel of hij Hem nog graag ziet. Daarmee zetten de schrijvers niet alleen geloven maar ook zondigen in de categorie van relaties. Als wij als gelovigen een fout begaan, is dat geen zonde omdat we daar één of andere regel mee overtreden hebben, maar wel omdat het de relatie met God schaadt. En zoals in onze gewone leven enkel liefde krachtdadig genoeg is om ons tot vergeven te bewegen, zo is het ook bij God. Omdat God ons graag ziet, mogen we geloven dat Hij in staat is ons te vergeven. Jezus vraagt nu aan Petrus of Hij die liefde wil beantwoorden. Pas als hij voldoende liefde heeft, wordt hem de kudde schapen toevertrouwd. Ook aan ons blijft Jezus die vraag stellen: hou je van Mij? Wat is ons antwoord? Houden wij voldoende van Hem, voelen we ons voldoende met Hem verbonden zodat ook wij voor medegelovigen kunnen zorgen? Een belangrijke vraag, me dunkt. Een ding is zeker: Hij houdt van ons.