20e zondag door het jaar C

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Jezus was nog een kind toen zijn ouders met Hem naar Jeruzalem gingen. In die stad ontmoetten ze een zekere Simeon, een oude, wijze man met een verrassende kijk op de toekomst. Die wijze Simeon zei toen al over Jezus: ‘Dit kind wordt een mens die weerstanden zal oproepen; een teken van tegenspraak zal Hij zijn, tot val en opstanding van velen'.

Vandaag horen we Jezus over zichzelf zeggen: ‘Denk niet dat Ik enkel vrede ben komen brengen; neen, ook verdeeldheid; een vuur ben ik komen brengen, en ik wil dat het brandt'.

Die verdeeldheid, dat vuur dat onrust stookt, is niet de intentie van zijn optreden, maar is het gevolg van zijn doen en laten. Zo had Hij bijvoorbeeld gezegd dat sommigen wel braaf geld offerden in de tempel, maar zich intussen niet bekommerden om rechtvaardigheid tussen de mensen. Het was tegen het zere been toen Hij zei dat ze hun gebrek aan liefde niet met geld konden afkopen. Vroom bidden, maar tegelijkertijd mensen geen recht doen, noemde Hij schijnheiligheid; en dat wilden ze niet gezegd hebben. Ze vonden Hem een nieuwlichter toen Hij durfde te zeggen dat hulp bieden belangrijker was dan het onderhouden van de sabbat. Hij joeg de leiders van de godsdienst helemaal tegen zich in het harnas toen Hij zei dat ze er in hun lange gewaden mooi bij liepen om gezien te worden, terwijl ze de gewone gelovigen ondraaglijke lasten oplegden. En ze waren helemaal woedend toen Hij hen vergeleek met witgepleisterde graven: van buiten mooi, van binnen rot.

Als je zo duidelijk de dingen bij hun naam noemt, zaai je onrust, stook je een vuurtje aan. Als je niet alles bedekt met de mantel der liefde, en openlijk zegt wat er fout zit, sticht je geen vrede, maar raken mensen verdeeld in voor- en tegenstanders.

Wie niet alleen praat over de leliën des velds en de vogels in de lucht, wie geloof niet reserveert voor de tempel en de sabbat, maar ook Herodes ‘een sluwe vos' durft te noemen, en schriftgeleerden ‘adderengebroed', wie partij kiest voor machteloze mensen, die wordt een teken van tegenspraak. En zo is Hij inderdaad geworden tot val of opstanding van velen. Want wie hoog gezeten zijn, laat Hij vallen, en kleine mensen doet hij opstaan. Wie zo leeft en doet, weet ook wat de gevolgen zijn, en daarom voelt Jezus zich bedreigd en angstig voor hun antwoord. ‘Ik voel me beklemd', zegt Hij, ‘tot alles is volbracht'.

Jezus en zijn evangelie vragen naast verdraagzaamheid en geweldloosheid ook om onverzettelijkheid soms, en om uitkomen voor je mening. Wie door het vuur van Jezus is aangestoken, kan niet als een toeschouwer aan de kant blijven staan om te zien hoe anderen vechten voor eerlijke zaken. Wij moeten in maatschappij en kerk de dingen, zo nodig, bij de naam durven noemen. Al te gemakkelijk wordt gezegd dat we polariseren als we voor onze mening uitkomen, en omwille van de lieve vrede kunnen we dan maar beter niks zeggen. Maar daarom herinner ik vandaag nog maar eens aan woorden van Jezus zelf: ‘Denk niet dat ik enkel vrede ben komen brengen; ook verdeeldheid'.