Evangelieprikje 2016

Een kampvuur, maar ook een barbecue zijn twee voorbeelden van “vuur” dat gezelligheid brengt, net als het vuur van een open haard bijvoorbeeld. Daarnaast zijn we helaas ook vertrouwd met het vuur dat vernietigt wanneer gebouwen of mensen in brand staan. Dat vuur ook kan gebruikt worden om te zuiveren, dat is een aspect van vuur waar we steeds minder mee getrouwd zijn. Dat is één van de redenen waarom het evangelie van vandaag misschien bij eerste lezing wat raar overkomt. Maar dat is natuurlijk niet het enige. De minzame Jezus, altijd in de bres voor mensen, lijkt hier Zijn reputatie van Gods mensgeworden liefde met enkele zinnen naar de vaantjes te helpen. Hij vertelt namelijk doodleuk dat Hij geen vrede is komen brengen, maar verdeeldheid en kijkt precies uit om verdeeldheid te zien ontstaan in de families. Is Hij even het noorden kwijt? Ik weet het niet, ik wel wel dat wie aan de hand van dit evangelie besluit dat Jezus uit is op oorlog en conflict, in ieder geval wel het noorden en alle andere windstreken kwijt is.

Het vuur waar Jezus het over heeft is het vuur van het geloof. Dat vuur van het geloof zou in elke christen in alle hevigheid moeten (ont)branden. Helaas is dat niet zo. Vooral de laatste jaren – nu het christendom bij ons teruggedrongen is tot een kleine, vaak oude minderheid – lijkt het vuur helemaal uitgeblust. Bij de recente golf van aanslagen wordt dat klein steekvlammetje dan nog extra belaagd omdat voor heel wat mensen, ook voor bepaalde opiniemakers, de godsdienst verantwoordelijk gesteld wordt. In zo’n sfeer ga je toch niet vertellen dat je ook behoort tot zo’n voorbijgestreefd clubje die de wereld bedreigt? En dus beleef je je geloof in alle stilte en met de nodige discretie. Best jammer, want het evangelie is nog altijd Blijde Boodschap en heeft nog altijd die innerlijke kracht om een heilig vuur te ontsteken in mensen. Zo is het ooit begonnen. Hadden de leerlingen van Jezus zich laten verlammen door de dreiging van repressie, dan was het vuur van het geloof al enkele maanden na Jezus’s dood voor eeuwig en altijd geblust. Maar het tegendeel is gebeurd: de Geest zette hen in vuur en vlam om Jezus’ Boodschap te gaan verkondigen. Natuurlijk, als je vol enthousiasme en met het nodige vuur een boodschap gaat verkondigen, dan roept dit natuurlijk weerstand op. Dat was toen zo, dat is vandaag nog altijd zo. Je zou kunnen zeggen dat het christendom goed zit omdat het zo weinig weerstand oproept bij mensen vandaag, maar je zou evengoed kunnen zeggen dat het christendom zo lauw geworden is dat het geen weerstand meer oproept. Is dat laatste inderdaad niet wat er al decennia aan het gebeuren is in de Kerk in Vlaanderen? Veel mensen zijn daar niet tegen, ze willen zelfs nog meedoen op een paar momenten, maar veel zegt het hen niet. Zij ontdekken in de lokale gemeenschappen niks meer van dat heilige vuur dat mensen in beweging zet, dat hevig ontbrandt wanneer er zich onrechtvaardigheid aandient. Het vuur van het geloof wordt elke dag weer geblust door onverschilligheid, bij andersdenkenden maar helaas ook bij mensen die zich gelovig noemen. Als dat gebeurt, dan is er binnen de familie geen conflict of discussie meer over geloof. De gelovige en de ongelovige respecteren elkaar, maar gaan er niet meer over in discussie. Dat gelovigen elkaar respecteren is uiteraard fantastisch, maar het hoeft niet te betekenen dat we onze christelijke identiteit discreet moeten wegsteken. Als ik in september een nieuwe lichting leerlingen voor mij krijg, dan mogen ze dat onmiddellijk weten. Ik vertel hen dat ik probeer mens te zijn, op mijn best zelfs medemens omdat ik probeer christen te zijn. Ik vertel er meteen bij dat ik andere opvattingen respecteer, maar dat ik ben wie ik ben en dat ik niet ga proberen om dat weg te steken. Als ik er dan nog aan toevoeg dat ik dat geloof fantastisch vind en dat het mij kracht en zin om te leven geeft, dan zie ik dat enkele leerlingen mij niet begrijpen. Voor hen en voor velen van hun familie is geloof geen “lust”, maar een “last”. Geloof is iets waar je af en toe iets MOET voor doen, dat moeten is niet van harte, het is echt omdat het moet. En als ik dat zie gebeuren bij mijn leerlingen, voel ik me zo onmachtig. Daar sta je dan gelukkig te wezen, maar niet in staat om dat diepe geluk te delen met anderen. Het enige wat ik kan is getuigen. En als ik af en toe er in slaag om een leerling te laten ontdekken dat een gelovige een blije en gelukkige mens kan zijn, dan verklaar ik mezelf geslaagd.

Dit evangelie is geen oproep tot conflict, het is een warme oproep van Jezus om geen lauwe christenen te zijn. Een verkoper die zijn eigen product aanbeveelt maar meteen ook zegt dat er bij de concurrentie even goede dingen te vinden zijn, die wordt meteen ontslagen. Nochtans hebben veel christenen dat vandaag: het christendom is tof maar ze hebben er niet echt voor gekozen, ze zijn er cultureel ingerold, zeggen ze vaak als excuus. Dat is bijzonder jammer. Voor die mensen zelf maar ook voor de anderen. Nogmaals, we hoeven andere godsdiensten niet te verketteren, helemaal niet, dat zou onevangelisch zijn. Maar we mogen best wel wat meer fierheid hebben over ons eigen geloof. Misschien moeten veel christenen hun geloof weer herontdekken. Voor veel gelovigen is geloof bijvoorbeeld nog iets verknechtends, terwijl al van in het eerste Verbond duidelijk is dat God ons een geloof aanreikt dat juist wil bevrijden. Ook de parel van God liefde voor elke mens, de kracht van vergiffenis, ... zijn dingen die wat onder het stof geraakt zijn. Zullen we het vuur van het geloof eens “aankoteren” bij elkaar?