Beklemd tot het is volbracht (Lc. 12,50

)

Een vrome priester - nogal naar de zoeterige kant - deed zijn dankzegging na de communie. Een keer was de gebruikte miswijn niet van de beste. Zijn dankzegging begon die dag als volgt: “Zoete Jezus, wat was je zuur vandaag.” Hoe zou die vrome man reageren over de harde woorden van Jezus over vuur, doopsel en verdeeldheid?

Het woord van Jezus in het evangelie is nogal hard. Het verwondert bij de man, die zijn leerlingen had uitgezonden met de boodschap “vrede voor dit huis” (Lc. 10,5). Hij zei van zichzelf zacht en edelmoedig te zijn (Mt 11,28). Vandaag spreekt Jezus over vuur, dat hij wil rondslingeren, over het lijden dat hem in Jeruzalem wacht en over de verdeeldheid die omwille van hem tussen mensen, zelfs binnen eigen gezin, ja in eigen hart kan ontstaan.

Jezus had Johannes en Jacobus berispt, wanneer deze vuur wilden afroepen over een Samaritaans dorp (Lc. 51-55). Nu lijkt hij echter op de strenge Jezus, die Michelangelo heeft geschilderd voor het Laatste Oordeel in de Sixtijnse kapel.

Met vuur valt veel te associëren. Vuur verwarmt, het laat spijzen gaar komen. Maar vuur verbrandt en vernielt. Vuur geeft licht, het kan gezelligheid uitdrukken, het kan overweldigen.

In het Eerste Testament is het vuur verbonden met het brandend braambos waarin God aan Mozes verschijnt, maar ook met de vernietiging van de steden Gomorra en Sodom. Het vuur wijst op het oordeel, dat valt bij de eindtijd. De profeet Maleachi heeft het over de dag die komen zal en waarop God de rechtvaardigen zal sparen en de boosdoener zal vernietigen.

Weet wel, de dag gaat komen, die brandt als een oven. Al degenen die God trotseren en al degenen die kwaad doen, zij worden dan als kaf. Die dag die gaat komen steekt hen in brand, de dag die wortel noch tak van hen overlaat.

Maar voor u, die mijn naam vreest, gaat dan de zon van de gerechtigheid op, die met haar vleugels genezing brengt” (Mal. 3,19-20a).

Overdrachtelijk staat vuur voor geestdrift en vurigheid. Deze zijn de vrucht van Gods Geest. Raak ons met het vuur van uw liefde. Veni Sancte Spiritus, tui amoris ignem accende.

Staat het vuur voor de nieuwe schepping, die Jezus brengt? Het is zijn diepste verlangen dat zijn boodschap mag doorbreken. Hoe verlang ik er naar dat het oplaait. "Dat het licht in ons mag blijven branden, ‘t laaiend vuur, het dove niet."

Jezus gunt ons een blik in zijn gemoed en in zijn innerlijk leven. Hij toont wat hem drijft. Dit doet hij nog meer door wat hij zegt over het doopsel. Daarin uit hij zijn diepste verlangen, maar hij bekent even zeer zijn angst. Hij smacht er naar en is door beklemd. Jezus is bezorgd om wat komt. Wie kan er enthousiast zijn over het lijden dat komt, ons aangedaan door hen, die ons het leven afnemen?

Jeremia is een ‘voorafbeelding’ van de weg van Jezus in het evangelie. Jeremia werd niet aanvaard (Jer. 38,4-6). Hij sprak noch de machtigen, noch het volk naar de mond. De koning nam tegenover hem geen klaar standpunt in. De koning hinkt op twee gedachten en laat zich beïnvloeden. Dit leidt - althans voorlopig- tot de redding van Jeremia. Jeremia, gered uit de dood, is een voorafbeelding van de verrezen Heer.

Jezus was door Johannes gedoopt in het water van de Jordaan. Het komend doopsel is dit van zijn bloed op het kruis, van de beker die hij moet drinken. De volgelingen van Jezus delen in zijn sterven en verrijzenis. Hij is gehoorzaam geworden tot het dood aan het kruis en is door de Vader verheven (Phil. 2, 6-11).

Jezus laat ons even in zijn gemoed kijken, ook wel opdat wij met Hem zouden meeleven. Hij had dit gevraagd wanneer de zonen van Zebedeus azen op de beste plaatsen. “Zijt u in staat de beker te drinken die Ik ga drinken en met het doopsel gedoopt te worden, waarmee ik gedoopt wordt?” (Mt. 20,22). Het doopsel door het bloed, velen hebben het ontvangen. Dinsdag 26 juli 2016 vermoordden twee sympathisanten van Daech de Franse priester Jacques Hamel (°1930) in de kerk van Saint-Etienne-du-Rouvray tijdens de eucharistie.

Jezus weet van zichzelf dat zijn persoon en zijn boodschap tegenstand oproepen. Hij wou Israël verzamelen om zijn visie over de Vader te delen en zijn levenswandel te aanvaarden. Maar hij veroorzaakte verdeeldheid, zowel op het publieke forum als binnen de familie. Jezus zoekt geen verdeeldheid. Híj wil geen mensen tegenover elkaar opzetten. Het evangelie is echter geen neutrale boodschap. Het vraagt om een stellingname. “Le Christ lucanien n’exige pas la division. Il n’invite pas les membres d’une même famille à se dresser les uns contre les autres. Il adresse en revanche aux humains un appel en faveur de l‘Evangile. Dès que le feu se répand, la neutralité n’est plus de mise. Les uns acceptent la bonne nouvelle, d’autres la refusent, comme on peut le constater à l’intérieur même des familles. L’existence du mal explique que le message d’amour provoque des divisions et trouble la vie sociale. L’Evangile lui-même prône la paix et l’harmonie” (F. Bovon, L’évangile de  Luc, deel II, p 317-318).

 

De boodschap van Jezus is gericht op vrede en harmonie. Een keuze voor Jezus kost, maar ze brengt tevens vreugde. Dit hebben de Wereldjongerendagen 2016 opnieuw getoond.

De Wereldjongerendagen zijn in 1984 gestart op initiatief van paus Johannes Paulus II. Zij waren en zijn een aanmoediging om aan te sluiten bij de grote menigte van getuigen, die voor Christus hebben gekozen en die “vastberaden de wedstrijd lopen die voor ons ligt” (Hebr. 12,1).

“Maak ons tot getuigen van Uw barmhartigheid”, was de oproep van de Wereldjongerendagen die van 26 tot 31 juli 2016 in Krakau plaats hadden. Het thema was de zaligspreking over de barmhartigheid: “Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden” (Mt. 5,7).

Met deze jongeren, met de bestemmelingen van de brief aan de Hebreeën en met alle christenen zijn wij opgeroepen “de blik gericht te houden op Jezus, de grondlegger en de voltooier van ons geloof” (Hebr. 12,2). Jezus heeft zich niet laten afschrikken door de schande van het kruis. Jezus heeft stand gehouden en heeft aldus plaats mogen nemen aan de rechterzijde van de troon van God (Hebr. 12,2).