God sprak tot hem: dwaas

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Weten jullie hoe men in Indië apen vangt? Men neemt een kokosnoot, holt die uit en doet er wat rijst in. Dan maakt men een opening juist groot genoeg voor de poot van de aap, daarna bindt men ze aan een boom. Als nu de aap zijn hand met rijst heeft gevuld is die zo dik dat hij ze er niet meer uit kan trekken. Omdat hij om elke prijs de rijst wil vasthouden kan men hem zo maar vangen. Hij is zo sterk gebonden aan zijn bezit dat hij, volgens zijn instinct, dat niet meer kan loslaten. Die aap vergeet te leven omdat hij bezeten is door zijn bezit. Er was nochtans voor hem een gemakkelijke oplossing: had hij zijn bezit losgelaten dan was hij weer vrij geweest. Dit verhaaltje past bij het evangelie. De boer, waarvan Lucas spreekt, vergat ook te leven omdat hij gehecht was aan zijn bezit. Hij hield alles krampachtig vast en zei bij zichzelf: ik zal grotere schuren bouwen om mijn rijkdom op te bergen. Toen de dood zich bij hem kwam melden kon hij zijn plannen niet meer waarmaken: rust nu uit, eet en drink, geniet ervan. Het was niet in zijn hoofd opgekomen dat er nog een andere oplossing mogelijk was. De Heer gaf hem de oogst en aangezien zijn schuren op zo'n overvloed niet berekend waren, kon hij alles wat hij niet nodig had uitdelen aan de armen, die het wel nodig hadden. Jammer dat hij maar alleen aan zichzelf dacht en meende dat hij zelf zijn toekomst kon veilig stellen. ‘ik' weet, ‘ik' zal, dan zal ‘ik' zeggen, ‘mijn' schuren, ‘mijn' rijkdom, ... Hij zal toch eenmaal moeten ervaren, zegt Jezus, hoe kwetsbaar een mens is en hoe rijkdom eigenlijk tot niets dient. In werkelijkheid leeft een mens pas echt van datgene wat hij deelt en geeft. ‘Wie leeft uit zelfbelang sterft vóór zijn tijd, die leeft niet lang. Maar wie steeds van het zijne geeft, zal zien dat hij het leven heeft.' Mensen die niet willen delen - en dat geldt voor iedereen - doen zichzelf veel te kort, ze hebben maar een heel kleine horizon en heel weinig relaties, waarvan een mens eigenlijk toch leeft. God plaatst op onze weg mensen in nood om het ons mogelijk te maken met hen te delen, om zo meer mens en dieper gelukkig te worden. Als je dan zegt: "och, het zijn er zoveel, daar is geen beginnen aan," dan zou God ons kunnen zeggen: "begin maar met die Lazarus die juist voor je deur ligt." Maar je moet hem willen zien. Waarschijnlijk is het geen mens uit de derde wereld, maar misschien je eigen man, je eigen vrouw, je kind, je buurman. Wellicht is het geen geld dat die arme Lazarus vraagt. Zovele dingen zijn belangrijker dan geld: een beetje goedheid, een attentie, wat erkenning. Wat voor ons nog veel belangrijker is: in die Lazarus zullen we God zelf vinden. Dan wordt die arme Lazarus voor ons de weg naar God.