18e zondag door het jaar C - 2016

Zusters en broeders,

Zoals zo dikwijls horen we in de lezingen dingen die direct op ons leven van toepassing zijn.

Het begint al in de eerste lezing. ‘IJdelheid der ijdelheden, en alles is ijdelheid.’, zegt Prediker, en scherper kan je het wellicht niet stellen. Het heeft geen zin dat je iets onderneemt, zegt Prediker, want het resultaat is toch waardeloos. Ook als je al je kennis, al je inzet en al je wijsheid aan iets besteedt, gaat iemand anders met de resultaten lopen. Iemand die er niets voor gedaan heeft, maar die er toch van geniet. Want het leven is één lijdensweg. Wat je ook doet, het is een bron van ellende. En rust vinden doe je niet, zelfs ’s nachts niet. Ook dat is ijdel.

Het zijn ongelooflijk pessimistische woorden, en je vraagt je af waarom Prediker dit allemaal zegt. Het komt immers neer op een totale afbraak van de zin van het leven. En dat beantwoordt zeker niet aan de droom van God onze Heer bij zijn schepping. Hij schiep immers geen wereld van miserie en ellende, maar van schoonheid, van vrede, van geluk. Spijtig genoeg heeft de mens daar niet willen naar leven. Had hij dat wél gedaan, dan was de wereld een parel van liefde, van vrede, van geluk geworden.

Het is tegen dat gebrek aan streven naar zo’n wereld dat Jezus in het evangelie reageert. Een man vraagt Hem dat Hij zijn broer zou dwingen hun erfenis eerlijk te delen, maar zoals altijd weigert Jezus te reageren op puur materiële problemen. Integendeel, Hij zegt: ‘Pas op met bezitsdrang, want geen enkel bezit kan uw leven veilig stellen.’ En ook zoals altijd in zulke omstandigheden vertelt Hij een parabel in die richting: de parabel van de rijke boer die zo’n geweldige oogst heeft dat zijn schuren veel te klein zijn. Dus besluit hij die schuren af te breken en er veel grotere te bouwen, zodat hij zijn oogst volledig zal kunnen opbergen. Die oogst is zo groot dat hij voor de rest van zijn leven niets meer moet doen. Hij zal dus kunnen genieten van het leven, eten en drinken wat en zoveel hij wil, en op tijd en stond rusten. Maar God noemt hem keihard een dwaas.

Wellicht moeten we hierbij even slikken. Want wat heeft die man fout gedaan? Hij heeft hard gewerkt, en door wellicht ideale omstandigheden heeft hij een heel rijke oogst binnengehaald. En dat is voor ons heel herkenbaar. Want ook wij zetten ons – denk ik toch – echt in om het goed te hebben. We doen daar ons best voor, we zetten ons in op ons werk, in onze zaak, in wat we ook doen. Misschien doen we zelfs mee met een kansspel in de hoop op een mooie prijs of een zes in de lotto. En als dat allemaal lukt, willen we doen zoals die man in de parabel: we willen genieten van onze inzet, we willen rust, we gaan op reis of op vakantie, we proberen het beste van ons leven te maken.

En dan zegt God ‘dwaas!’ tegen ons. Waarom zegt Hij dat? Jezus geeft daarop het antwoord: Omdat geen enkel bezit ons leven veilig kan stellen. En Hij voegt eraan toe: ‘Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’ En wanneer zijn we niet rijk bij God? Dat is als we alleen voor onszelf leven, want - om het met de woorden van Prediker te zeggen – dat is ijdelheid. En ijdelheid, dat is zinloos, dat is waardeloos, dat is een bron van ellende. Dat is niet meer kunnen genieten van het leven, want je staat er alleen voor. Dat is alles hebben wat je maar kan bedenken, maar niemand hebben om mee te leven, mee te genieten, mee gelukkig te zijn. Maar ook mee te voelen met pijn en verdriet.

Zusters en broeders, het is iets waarover we in deze vakantiemaanden kunnen nadenken. Want vakantie, dat is niet moeten werken, niet moeten lopen, niet moeten crossen, niet moeten ‘vlug vlug vlug’ en ‘geen tijd’. Vakantie, dat is vrij zijn. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor ons gezin, voor onze familie, voor onze buren, voor onze medemensen. Voor zieke mensen en voor arme mensen, voor mensen in nood en voor vreemde mensen. Voor alle mensen, die net als wij geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. En God is toch liefde en vrede? Moge ons leven ook zo zijn: geen ijdelheid der ijdelheden, maar liefde en vrede. Amen.