Wie van de drie maakte zich tot zijn naaste?

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Een wetgeleerde stelde deze vraag aan Jezus: "Wie is mijn naaste?" Jezus antwoordde hem met op zijn beurt de vraag te stellen: "Wat staat er geschreven in de wet?". Daarna vertelt Jezus de wondermooie parabel van de Samaritaan. Op de theoretische vraag van de wetgeleerde antwoordde Jezus met een voorbeeld uit het leven. Bij Jezus gaat het niet om de wet of om een theorie, maar om het leven. De waarheid van het geloof is bij Jezus zo concreet als het leven zelf.

Het uitgangspunt, wat betreft de naastenliefde, is bij de schriftgeleerde hij zelf. Eigenlijk is zijn vraag: "hoever moet ik in mijn liefde gaan?" Hij verwachtte een duidelijke omschrijving van zijn plicht, hij wilde juist weten wat hij doen moest.

Jezus heeft een heel ander uitgangspunt. Hij stelde zich in de plaats van de man die in handen van de rovers viel: wat zou jij graag willen dat zij voor je doen als je in dezelfde situatie zou verkeren? Dan is de vraag niet meer: wie is mijn naaste, maar voor wie wil ik naaste zijn? De wetgeleerde antwoordde heel juist: "die hem barmhartigheid bewezen heeft." De naaste is niet diegene die halfdood geslagen langs de weg ligt, maar de Samaritaan die door barmhartigheid bewogen wordt. Let maar eens op die heerlijke krans van werken van barmhartigheid die deze man aan elkaar rijgt. "Door barmhartigheid bewogen ging hij naar hem toe, verbond zijn wonden, goot olie en wijn op de wonden, zette hem op zijn rijdier, bracht hem naar de herberg en verzorgde hem." Die Samaritaan, waarom doet hij dat? Om een wet op te volgen of een gebod te vervullen? Om het eeuwige leven te verdienen? Neen, niet omdat hij het moet doen, niet voor het oog of uit angst voor de mensen, maar alleen omdat hij niet anders kan. Hij heeft een hart voor de armen, een warm hart. Schijnbaar is de parabel heel eenvoudig en is de toepassing gemakkelijk te maken. Maar het verhaal is moeilijker dan op het eerste gezicht lijkt. Wij mensen zijn niet zo barmhartig en het verhaal gaat op de eerste plaats over Jezus zelf. Wie is mijn naaste? Jezus zelf. Hij bewijst mij barmhartigheid en niet alleen aan mij, maar aan ieder van ons. Hij is mijn naaste geworden en zegt tot ieder van ons: "Ga heen, doe gij evenzo".

Zo moet de Kerk van Jezus een huis van barmhartigheid worden. Zij moet de herberg zijn langs de weg. Daar kunnen mensen, die geplunderd en uitgeput zijn, geborgenheid vinden. De Kerk moet een plaats zijn voor allen die nergens een thuis hebben. ‘Doe evenzo!' Voor de talloze mensen die uitgeput en geplunderd, halfdood langs de wegen van de wereld liggen. Voor hen moet de Kerk de weg opgaan van de barmhartige Samaritaan, zij moet de Kerk voor de armen zijn. In de Kerk zou de barmhartigheid het altijd moeten winnen van het recht. Het gaat niet op de eerste plaats om gebed, gezangen en wierook, maar om een barmhartig omgaan met de mensen in nood in ons dagelijks leven. Dienst aan mensen in nood, dat is de eredienst waar het om gaat; dat alleen maakt de Kerk van vandaag geloofwaardig. Hoe kan zij anders op Jezus gelijken?

Die Kerk zijn wij, op weg van Jeruzalem naar Jericho. Als wij barmhartigheid bewijzen zullen wij ervaren dat wij helemaal op Jezus gelijken. Wie solidair is met de armen wordt zelf arm. Wie zorg draagt voor ontheemden wordt zelf ontheemd in deze maatschappij. Wie opkomt voor gerechtigheid wordt zelf monddood gemaakt, zoals de Heer. Dat is de tol die wij betalen als wij leerling van Jezus willen worden. Wij moeten dat niet, maar wij kunnen niet anders als wij door medelijden bewogen worden.