De barmhartige Samaritaan (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 121 niet laden

 

 

* Een wetgeleerde veert op met de vraag aan Jezus, wat hij moet doen om het eeuwig leven te winnen (Lc 10,25) en lost ze zelf op: het dubbele gebod van de liefde. Maar die vraag is een listige aanloop naar de hamvraag: "Wie is mijn naaste ?" Daarop geeft Jezus geen definitie maar wel een voorbeeld, niet wie je als naaste moet behandelen, maar hoe je doende jezelf als naaste gedraagt:

 

1. Jezus vertelt hem de ons bekende parabel van de barmhartige Samaritaan.

 

-  Het verhaal vangt aan met deze woorden: "Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers..." 'Iemand'... De persoon heeft geen naam. Waarschijnlijk is hij een Jood. De Joodse wetgeleerde voelt zichzelf direct op hem betrokken en steekt zich in zijn huid. Ook wij voelen ons aanstonds in zijn rol. Die weg was toen en is zelfs vandaag nog heel gevaarlijk. Hij daalt naar het lager gelegen Jericho, winterresidentie van Herodes en residentiestad van tempelbedienden. De neergeknuppelde man blijft naakt en als halfdood neerliggen op de weg.  Hij moet met zijn aanranders gevochten hebben. Een tempelpriester en een leviet komen van hun dienst terug. Jezus had ook een rabbijn en een gewone farizeeër als voorbeeld kunnen kiezen. Wellicht uit respect voor zijn gesprekspartner doet Hij dat niet. Een lijk aanraken kan nu beide bedienaars van de eredienst verontreinigen. Doch hun sacrale bezigheden zijn achter de rug. Geen ritueel probleem. Toch gaan ze in een boog heen om die man. Vergeten zij dat God niet in tempeloffers maar in liefde zijn behagen schept (Hos 6,6) ? Hoe vaak maken wij zelf met excuses een boog rond onze uitdagingen  ! Zo een verhaal legt ook ons eigen zelfzuchtig binnenste bloot.

- Het begrip "naaste" was bij de Joden een omstreden begrip. De liefde van de Joden ging niet zo ver. De naaste was algemeen gezien de rasgenoot, hij die ook Jood was. Maar farizeeën waren soms geneigd alle niet-farizeeërs uit te sluiten; de Essenen weerden de 'zonen van de duisternis' de zondaars; voor velen moesten ketters en afvalligen de afgrond ingeboord. Een Samaritaan was een halfbloed en maakte in geen geval kans om de naaste te zijn. De naam 'Samaritaan' was zelfs een scheldwoord geworden. Ooit verweten Joden Jezus voor Samaritaan, gelijkwaardig aan een bezetene door de duivel (Joh 8, 48).  Een Samaritaan was gewoon een vijand. Daarover was geen discussie. De uitdrukking "Ge zult uw naaste beminnen en uw vijand haten" (Mt 5, 43) was courant. Maar hoever reikt nu de liefdesplicht binnen de 'eigen volksgemeenschap' ? Precies dat wil die rechtsgeleerde van achter Jezus' tong halen. Het is nu een Samaritaan die voorbijkomt en zich over de halfdode ontfermt. Uitgerekend een Samaritaan blijkt de naaste te zijn. Het verhaal wordt voor de Joodse leraar een ergernis, een antiklerikaal crescendo. Op Jezus' vraag  wie zich nu als naaste van de berooide man heeft gedragen kan de wetgeleerde zelfs het woord 'Samaritaan' niet over de lippen krijgen. Hij zegt alleen maar:  "De man die hem barmhartigheid heeft betoond."

 

2. Die Samaritaan is het beeld van God zelf. Jezus is die Samaritaan.

 

- In nagenoeg alle parabelen is Jezus zelf de hoofdfiguur als beeld van God.  Hij is de Zaaier die mateloos zaait, de goede Herder, de Bruidegom, Gastheer die altijd maar uitnodigt, Vader van de verloren zoon... Vandaag vermomt Hij zich in de barmhartige Samaritaan. Samaritanen scoorden bij Jezus. Soms gaven de evangelisten Samaritanen de goede rol: Van de tien genezen melaatsen komt slechts de Samaritaan terug om te danken. De Samaritaanse vrouw bij de put van Jacob gaat de komst van de Messias uitbazuinen. Maar het toppunt is nu de vereenzelviging van Jezus met een Samaritaan: voor Joden ongehoord. Die identificatie spreekt vanuit heel zijn optreden: Hij was door medelijden bewogen (Gr.: 'esplanchisthè'). Letterlijk: Hij werd vanuit zijn ingewanden doorschud. Die uitdrukking was typisch voor Jezus' ontroering voor de miseries van de menigte: toen Hij zag hoe ze uitgeput neerlagen als schapen zonder Herder (Mt 9,36), toen Hij bij het meer de uitgehongerde menigte zag met zieken (Mt 14,14; 15,32; Mc 6,34; 8,2); bij het zien van blinden bij Jericho (Mt 20,34), of van een bezeten jongen (Mc 9,22-23), of van de weduwe in Naïn (Lc 7,13), bij de ontmoeting van de Vader en zijn verloren zoon (Lc 15,20). Onze parabel is vooral de proclamatie van Gods onbegrensde goedheid. De Samaritaan verzorgt en voert het slachtoffer naar de herberg van de liefdesgemeenschap, betaalt en zal bij zijn terugkeer de nodige aanvulling geven. Hij komt nog wel terug. Ook de Samaritanen geloofden dat de Messias ooit zou terugkeren.

- Eens kwam een kleurling om werk te zoeken bij Dom Helder Camara, toen nog hulpbisschop van Rio da Janeiro. Aanstonds belde hij een vriend-industrieel op: "Vriend, mijn broer is bij mij. Hij zoekt werk. Kunt u hem helpen ?"  De industrieel: "U kunt hem sturen." Toen de industrieel de zwarte zag binnenstappen telefoneerde hij direct terug: "Maar, Monseigneur, U zei me uw broer te sturen. Het is een neger !" Waarop Camara: "Hij is werkelijk mijn broer, zoon van dezelfde Vader." Jezus overstijgt de grenzen van rassen en culturen. Wij zijn allen zusters en broeders van elkaar, kinderen van één Vader. Daarin ligt het eigene van het evangelie, het originele van de christen. Gods barmhartigheid en liefde is universeel. Niet wij maken die liefde. Laat Christus' liefde heersen in uw hart. Laat Hem in u de beweger zijn van al uw doen en laten. "Doe dat en ge zult leven."