14e zondag door het jaar (2010)

Beste Vrienden,
het is een lang stuk evangelie en het is een ingewikkeld stuk.
Het vraagt nogal wat van ons. Het stelt ook vragen,
wezenlijke vragen die er toe doen. om maar te beginnen:
Wat doet het mij dat mijn naam staat opgetekend in de hemel?
Kan ik daar verheugd over zijn?
Bij het doopsel gebruiken we dat beeld ook,
een kind wordt opgeschreven in het doopboek
en we spreken de wens, het gebed uit:
dat jouw naam geschreven mag staan in de palm van Gods hand.
In de hemel dus,
en langer dus dan het leven hier op aarde duurt.

Waar gaat het nou eigenlijk om?
Waar gaat het Jezus om, waar gaat het ons om?
Het gaat om het koninkrijk van God,
om de realisering van dat wat Jezus voor ogen stond
als hét grote doel van zijn leven en waar Hij alles voor over had:
dat wij mensen verbonden zouden zijn met God en met elkaar,
als in het paradijs van oudsher.

Als we het hebben over het missionaire karakter van onze parochie,
dan gaat het daarover.
En dat wij het tot onze missie maken,
daaraan te werken, aan die verbondenheid met God en met elkaar,
om dat te realiseren, dat paradijs waar het scheppingsverhaal van spreekt.

Over dat paradijs spreekt de eerste lezing
over Jeruzalem, als een oord van troost en verzadiging,
wat een prachtige beelden van sjaloom, vrede,
niet zo nu en dan, hier of daar, ergens misschien,
maar in een brede stroom komt vrede Jeruzalem binnen,
zodat iedereen wel moet uitroepen: " oh, was dit maar Jeruzalem,"
sjaloom in het hart van allen, en het komt van God zelf,

* en wat een beeld: Jeruzalem, die als een moeder ons allen aan haar borst neemt, borsten vol troost.
* En alsof het vrouwelijke nog niet genoeg benadrukt is, Jeruzalem die ons op haar schoot vertroetelt. We worden gewiegd door Jeruzalem onze Moeder. En al die beelden worden dan door God zelf overgenomen: zo zal Ik jullie troosten, zoals een moeder troost. God, onze Moeder.


Als we dat nou eens konden zeggen van de situatie in onze wereld op dit moment. Want waar zien we iets gerealiseerd van die visioenen?
Niet in Jeruzalem nu, niet in onze eigen samenleving, waar wel?

Ook niet in het Jeruzalem ten tijde van de schrijver van dit laatste Jesajadeel. Die wist uit de ervaring van elke dag:
wat een ellende om ons heen,
maar dat is toch niet wat we willen;
dat is toch niet dat we geloven dat het nu eenmaal zo is en blijven zal.
We willen gesterkt worden,
we willen ons laven aan Gods woord,
we willen daarin troost vinden en de kracht
om de opdracht die er aan ons leven vast zit aan te kunnen.

Waar gaat het om in mijn leven?
Soms moet een mens een pas op de plaats maken,
om zich te realiseren: waar ben ik mee bezig.
Wat bezielt me, waar maak ik me druk om;
als een mens daar te weinig tijd voor neemt,
om in zichzelf te keren,
dan kunnen de vragen de overhand krijgen en je uit je doen halen,
opgebrand, ben je dan even - en soms niet zo maar even, maar soms veel langer - een pas op de plaats:
waar vindt ik mijn spirit terug, mijn bezieling, mijn spiritualiteit?

Er was een tijd, niet zo lang terug, dat het leek of die vragen en het nadenken daarover
of dat niet meer aan de orde zou zijn, niet meer van deze tijd,
maar integendeel... bijv. kloosters zijn vaak vol zinzoekers.

Kom eens terug bij je diepste bezieling,
ook voor kerkgangers is dat een belangrijke vraag
die steeds terug moet komen
Hoe kun je je geloof levend houden
hoe kan geloof jou op de weg van het goede houden,
- en om zulke vragen gaat het toch -
daarvoor komen we toch in de kerk samen, daarvoor leggen we dat boek open waarover we in het openingslied zongen;
Want als je niet regelmatig het woord van God krijgt voorgehouden,
dan blijf je o zo snel vast zitten in:
maar je moet toch lief zijn voor elkaar!
Ja natuurlijk moet dat, maar daar heb je geen geloof voor nodig,
zeg ik dan weer uitdagend; dat kan iedereen op zijn klompen aanvoelen;
geloof heb je nodig om op de been te blijven op de weg van Jezus,
om je aangesproken te weten door de mensen die je voor zijn gegaan,
die door ellende heen toch kracht en houvast vonden in hun geloof.
Daar spreken de lezingen van vandaag van.

Vorige week hoorden we in het evangelie
hoe Jezus vastberaden naar Jeruzalem gaat,
zijn levensdoel, zijn visioen,
het Jeruzalem van de vrede van God.
Vandaag stuurt Jezus ons erop uit.
de arbeiders in de oogst dat gaat over u, dat gaat over mij.
De oogst wacht op ons!

En bij alle visioenen blijft Jezus de nuchterheid zelf:
zolang die prachtige beelden nog niet gerealiseerd zijn,
zijn jullie met je mooie ideeën lammeren temidden van de wolven,
zijn jullie tekenen van weerloosheid temidden van de verharding.
Maar als je op mijn weg gaat, ga je niet alleen;
twee aan twee worden we er op uit gestuurd,
niemand hoeft het alleen te doen, we worden elkaar toevertrouwd
- en als twee of drie in mijn naam samen zijn, dan ben ik daar zelf in het midden, God zelf is bij ons; niemand staat er alleen voor. -
Het hangt nooit van ons alleen af. God is er ook nog.
En Hij geeft ons elkaar.

En als je gaat, als je je laat uitzenden,
ga dan zonder geld, want dat leidt maar af.
Wat jij te brengen hebt, jouw woord, jouw boodschap is gratis,
is de genade van God zelf, die ons in overvloed is gegeven.

En geen bagage, Gods woord heb je te brengen,
visioenen over stromen van vrede.
En is Jezus niet: de mens van vrede op weg naar Jeruzalem.
Dat is je bagage, daar heb je genoeg aan.
Vrede zij dit huis, laat dat de wens zijn uit jullie mond.
Die vrede moet ook uit jullie komen.
Niet alleen als woorden, maar ook als daden in wat je doet.

Groet niemand, niet om onbeleefd te zijn,
dat mag niemand zijn in Gods wereld,
maar om niet afgeleid te worden, want groeten,....
dat is informeren hoe het gaat, groeten is stilstaan en tijd nemen,
en die tijd moet je inzetten voor de mensen naar wie je gezonden wordt.

In alle weerloosheid,
je moet je niet verharden,
neem niet de gestalte aan van de roofdieren,
temidden waarvan je je boodschap hebt te brengen,
maar blijf de gestalte van de dienstknecht houden die ons voorgaat.

Dan komen de leerlingen, de uitgezondenen terug.
Opgetogen zijn ze.
"Jezus, luister, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons
bij het horen van uw naam."
En de naam van Jezus,- Jesjoua - God bevrijdt -
zelfs de machten van het kwaad betekenen niets meer.
De leerlingen zijn bijna in extase:
is het nieuwe van het visioen van het paradijs dan toch al begonnen?
En Jezus zet ze nuchter op hun benen:
je hoeft je niet te verbazen;
dat is toch het visioen dat ons gaande houdt,
de Satan heeft het niet voor het zeggen;
hij valt van zijn troon. - dat is immers zijn bestemming, zijn lot;
als je opgetogen wilt zijn:
het bijzondere is: dat jullie namen bij God bekend zijn,
God die jullie naam in de palm van zijn hand heeft geschreven.

Laat dat je gaande houden op je weg door de wereld:
God die ons kent

Voorbede

Vg. Laat ons bidden tot de God van vrede,
dat wij die vrede als stromen mogen begroeten

Lr. Wij bidden voor de gelovigen achter Jezus aan,
voor de zachtmoedigen onder hen, met hun eindeloos geduld;
dat ze blijven geloven in de zachte krachten,
in het visioen van het Lam van God,
Laat ons zingen en bidden.

Lr. Wij bidden voor de gelovigen op de weg van Jezus,
voor de volhouders, voor hen die het geloof blijven voorleven,
om taai geduld bidden we voor hen en om momenten van vervulling, even een stukje paradijs.
laat ons zingen en bidden.

Lr. Voor onze kerk, voor de kerken in hun vele gestalten,
dat ze blijven geloven in de kracht van het evangelie,
in de realisering van het Rijk van God.
Dat de kerken zelf al beeld van dat visioen mogen zijn.
Laat ons zingen en bidden.

Lr. Voor onze eigen parochie,
voor de intenties waarvoor ons gebed is gevraagd
....................
om verhoring van wat we vragen.
Laat ons zingen en bidden.

Vg. Voor de intenties van ons hier als parochiegemeenschap,
uit het boek

Vg.God van vrede, wij bidden U,
Ga met ons mee, waar wij ook gaan;
Zegen ons met de kracht van uw Geest,
die was in Jezus, uw lieve kind in eeuwigheid.