Sacramentszondag C (2010)

Van 19 tot 21 mei heb ik in het Laurentius-ziekenhuis gelegen nadat ik door een onverklaarde val een hersenschudding had opgelopen. Gelukkig had ik niets gebroken! Daar was ik heel gelukkig mee. Mijn hersens gedroegen zich anders dan ik verwacht had: geen hoofdpijn, wel vragen en dingen die me "raakten".

De vragen grepen vooruit op het verhaal van Pinksteren, het feest op de volgende zondag, 23 juni. We horen daar over een hevige wind, en over iets als een vuur dat zich in tongen neerzette op de apostelen. De vragen kwamen hier op neer: "Waar is die hevige wind van toen gebleven, en wat merken wij nu nog van dat vuur?"

En dan de dingen die mij raakten: Als een zuster, of een andere deskundige haar of zijn werk aan mij gedaan had, dan werd die behandeling dikwijls afgesloten met een lichte druk op mijn arm, een duw in mijn rug, een bemoediging in een glimlach verpakt. En juist die gebaren, hoe onopvallend ook, deden me terugdenken aan die wind en dat vuur van Pinksteren. En mijn geest concludeerde: "Je merkt in het ziekenhuis meer van de H. Geest dan in de kerk. Daar hoor je alleen heel oude woorden." Hier in het ziekenhuis lieten onbekende mensen mij "in onze eigen taal horen en voelen over Gods grote daden." Zo iets meemaken werkt genezend en helend.
Nu zijn we twee weken verder en de Kerk viert het Hoogfeest van het Lichaam en Bloed van Christus met de eucharistische processie als mogelijk hoogtepunt.

Eerste lezing: "In die dagen bood Melchisedech, de koning van Salem, Abram brood en wijn aan. Hij zegende hem met deze woorden: "Gezegend zij Abram door de Allerhoogste God, die hemel en aarde gemaakt heeft, en gezegend zij de Allerhoogste God die uw vijanden aan u heeft overgeleverd." Zo klonk graag gehoorde taal, over vijanden en overwinnen, bijna 3000 jaar geleden. Wie wordt daar nu nog wijzer van? Toch staan zulke woorden staan nog altijd in de officiële tekstboeken van de kerk. Ze doen me denken aan een leeg kerkgebouw dat "aan de eredienst onttrokken is."  Wat ik in het ziekenhuis meemaakte riep het verschil tussen markt en menselijkheid bij mij op. Want ik herinnerde me het nieuws over de financiële toestand van ziekenhuizen en de eisen aan mensen die in de zorg werken: als of een gebaar van menselijkheid en nabijheid te duur wordt en daarom achterwege moet blijven.

Iets van dat probleem vond ik terug in de evangelietekst van Lucas. Op het einde van een volle dag van luisteren naar Jezus, kwamen de leerlingen naar hem toe en zeiden: "Stuur de mensen naar de dorpen in de buurt voor eten en nachtverblijf, want hier zitten we op een eenzame plek." Jezus zei: "Geeft gij hun maar te eten." Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen. Of zouden we voor al dat volk eten moeten gaan kopen." dat was hun antwoord. Er waren naar schatting wel vijfduizend mannen. Het klinkt alsof de leerlingen van de mensen af wilden. Nadat ze de hele, lange dag naar Jezus geluisterd hadden, moesten ze nu zich zelf maar zien te redden. Het doet me aan een politieke oplosssing denken! Niet zo Jezus. Niet wegsturen, wel voor elkaar zorgen: "Wat gij wilt dat anderen aan u doen, doe dat ook aan hen."  En toen gebeurde het: geen oplossing, maar iets creatiefs. Hij brak de vijf broden en de twee vissen, zegende ze en liet ze uit delen. Toen al die mensen dat zagen, durfden zij ook hun eigen bundeltje open te maken en gingen ze over hun grenzen heen. Wie zelf wat had, begon er van te breken en uit te delen juist als Jezus. En op het einde hielden ze nog over. Menselijke mogelijkheden gingen veel verder dan slimme oplossingen. Sacramentsdag: geen processies, geen oplossingen, wel moedig kiezen voor menselijke mogelijkheden, iedere dag opnieuw.