Sacramentsdag (2010)

Katholieke mensen van boven de 40 kennen hem goed.
In iedere Eucharistieviering klonk zijn naam
die tegenwoordig nog maar in één van de eucharistische gebeden mag klinken:
MELCHISEDEK. Bij priesterfeesten zong het koor:
'TU ES SACERDOS SECUNDUM ORDINEM MELCHISECH'.
Zijn naam betekent: KONING VAN HET RECHT. Maar wie hij precies was?
In veel oude Romaanse kerken prijkt hij ergens in het priesterkoor...
en altijd afgebeeld met twee belangrijke attributen:
hij komt de toeschouwer tegemoet met in zijn handen brood en wijn. Wie was hij?
We lezen over hem in het Abraham-verhaal,
het verhaal van de eerste gelovige.
Hij heet 'KONING VAN SALEM',
het bekende SALEM uit 'SALEM-ALEIKUM,' de Arabische vredesgroet;
Melchisedek was koning van de vredesstad.
De man van het recht was koning over een vredes-plaats.

Volgens de rabbijnen was hij koning
over de plaats waar later de tempel gebouwd zou worden
of -wat weidser gezien- koning van Jeruzalem.
Hij verschijnt hier voordat er überhaupt sprake is van tempel en godsdienst
als een totaal nieuwe figuur in het hele bijbelse theater,
als je dat zo oneerbiedig noemen mag.

In de Hebreeënbrief wordt verteld dat hij 'geen vader of moeder had' .
Bedoeld is dat hij een beetje te mooi voor deze wereld lijkt
en daarom maar als een soort engel zonder aardse ouders wordt beschreven.

Daarmee doe je hem een beetje onrecht want hij staat juist te boek als een goed mens,
gelukkig dat die er ook nog zijn, een mens waarmee God beginnen kan.

Hij biedt brood en wijn aan, aan de zwervende Abraham
en hij spreekt hem zegenrijke woorden toe.
Een soort dienst van woord en tafel maar dan achterstevoren.
Hij zegent hem en als hij deze zegen heeft ontvangen
kan Abraham op zijn beurt zegen gaan uitdelen.
Zegen is er om doorgegeven te worden.
Wij zijn immers ook samen kerk om alles te delen,
de Geest die ons op de goede weg houdt maar ook concreter,
ons lijf en ons goed. En daar zijn brood en wijn de tekenen van.

Als Jesus met zijn vrienden maaltijd houdt
spreekt hij de mysterieuze woorden die wij iedere keer weer
in stilte en met huiver aanhoren:
'dit is mijn lichaam voor jullie'.
Zijn lijf, zijn leven voor ons gebroken en gedeeld.

Dat Hij zijn leven geven wil wordt
heel zijn leven door al bewezen door zijn daden.
Door zijn liefde, door zijn trouw.
Door zijn aandacht voor mensen,
door zijn dienstbaarheid voor de zieken.
Door zijn woorden als Hij neerknielt bij de blinde van Jericho en zegt:
'wat wil jij dat ik voor jou zal doen.'
Het laatste avondmaal begint ook met zo'n teken,
het teken dat wij op witte donderdag
-de eigenlijke Sacramentsdag- herdachten:
hij knielt neer voor zijn vrienden en wast hen de voeten.
Zo zegt Hij, al doende:
'Ik ben er voor jullie: dit is mijn leven
ik leef het en ik geef het voor jullie.'
In dit geven, dit breken en dit delen gaat het
over een wonderlijke nieuwe manier van mens zijn
waar om heen zich een nieuwe mensengemeenschap kan gaan vormen.

Melchisedek brak zijn brood en deelt zijn wijn
met Abraham, de zwervende arameeër.
Jesus doet dat tijdens het laatste avondmaal
met een groep volgelingen in angst en beven bijeen.
Om hen de volle betekenis te leren
had Hij eerder met zijn leerlingen,
had Hij eerder al de maaltijd gehouden met de 5000 mensen.
Laten we ons niet vergapen op het wonder alleen maar vooral op het teken letten.
Het verhaal van de spijziging van de 5000 is een les.
De kern van die les wordt ons in het verhaal spoedig onthuld.
De leerlingen schrikken van al die mensen en willen ze wegsturen.
Maar dat is tegen de wil van de Heer: 'zeg dat ze
gaan zitten.' Niemand mag 'van Jesus weg' gestuurd worden.
Dat is tegen de geest van het Koninkrijk.
Niemand wordt weggestuurd.

Sommigen gáán weg, uit zichzelf:
de rijke jongeling bijvoorbeeld die zo schrikt
als Jesus zeg dat hij alles moet gaan verkopen wat hij bezit.
Eén keer maar lezen we (in de handelingen van de apostelen)
over een echtpaar dat weggestuurd wordt:
omdat zij weigerden te delen.
Maar dat is dan ook de enige echte reden
waarom iemand weggestuurd mag worden:
als wij weigeren te delen.

Het brood en de wijn die Hij ons aanreikt
worden niet onthouden aan de zondaars, dat zijn wij immers allen.
De gaven zijn bedoeld als voedsel voor onderweg
en opdat wij de tekenen verstaan; in hun volste betekenis.
In de oude kerk was er een hele discussie gaande
wanneer het brood en wijn
nu werkelijk veranderden in het lichaam en bloed van Christus.
Daar waren verschillende theorieën over. Sommigen zeiden:
'dat gebeurt bij het vertellen van het instellingsverhaal'
dat is de idee zoals wij die beleven.
Maar vele kerkvaders hadden andere ideeën.
Ze zeiden: dat gebeurt pas als door alle aanwezigen samen
het Onze Vader gebeden wordt,
want dan -als wij ons gezamenlijk tot de Vader wenden-
zijn we pas gemeenschap rond Christus
en geldt het 'waar twee of die in mijn naam bijeen zijn' pas werkelijk.
Weer anderen zeiden:
'Hij is pas werkelijk in ons midden als de vredesgroet wordt uitgewisseld
en het Brood gebroken wordt'
want dan blijkt pas werkelijk dat wij gemeenschap rond Jesus willen zijn.
Ik vertel u dat niet om u in de war te brengen
maar om aan te geven dat de viering van de Eucharistie een geheel is:
een viering van woord en teken, van de herinnering aan de levende Heer
en een nadoen van de levende Heer door te breken en te delen.
En het belangrijkste zal dan de vraag zijn
of het teken in ons hele dagelijkse handelen zijn vervolg krijgt.
Want anders hoeft het niet.

Van de allereerste christenen werd gezegd
dat zij alles gemeenschappelijk hadden,
-letterlijk staat er ze waren één lichaam, één lichaam van Christus-.
In dat ene lichaam was er niemand die gebrek had
omdat zij alles deelden, dat zij zorgden voor de armen.
Ze gingen naar de tempel om de woorddienst te horen
en braken het brood van de Eucharistie
in een of ander huis waar zij hun vriendschap vierden.
En de buitenwereld keek toe en zei:
'ZIET HOE DIE ELKAAR LIEFHEBBEN'.

De viering van Sacramentsdag
als een aparte dag buiten de goede week is nuttig
opdat wij ons nadat alle feesten gevierd zijn
met des te meer nadruk op de oude idealen kunnen gaan richten.
De Pinkstergeest jaagt ons -als het goed is-
op ons als kerk van vandaag wat meer op de oudste christengemeenschap te oriënteren.
Zo zal dan in onze parochiegemeenschap maar hopelijk ook daarbuiten
waar kunnen worden wat wij in de oude hymne
die op de witte donderdag klonk bezongen vinden:
UBI CARITAS ET AMOR - WAAR LIEFDE IS EN VRIENDSCHAP -
IBI DEUS EST - DAAR IS GOD!