31e zondag door het jaar C - 2016

Zusters en broeders,

Zacheus, zo heet de man in de vijgenboom met wie niemand iets wil te maken hebben. Hij is geen uitzondering, integendeel er waren heel wat Zacheussen. Die zijn er ook vandaag. Miljoenen mensen naar wie niemand omkijkt, die geminacht worden, die uitgestoten worden, die alleen bestaan voor zichzelf. Mensen van allerlei kleuren, rassen en talen. Mensen van lage standen, mensen van een andere aard, druggebruikers, mensen in de gevangenis, mensen op de vlucht en nog zoveel andere mensen die uitgesloten worden.

Zowel in de eerste lezing als in het evangelie blijkt dat dit niet de weg is van God en van Jezus. ‘Heer, heel de aarde is voor U als een stofje op de weegschaal, als een vroege dauwdruppel die neervalt op de aarde’, klinkt het heel mooi in de eerste lezing. ‘Gij houdt van alles wat bestaat, en verafschuwt niets van wat Gij geschapen hebt, Gij Heerser vol liefde.’ klinkt het verder. Zo is God de Heer dus: een Heerser vol liefde en vol zorg voor heel de aarde die niet meer is dan een stofje in zijn schepping, en evenzeer vol liefde en zorg voor iedereen die zijn schepping bevolkt. God is geen macht en straf, maar liefde.

In het evangelie gaat Jezus dezelfde weg als zijn Vader. Wanneer Hij Zacheus ziet, spreekt Hij hem onmiddellijk aan. Hij noemt hem zelfs bij naam. ‘Zacheus, klim vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn’, zegt Hij tot verontwaardiging van de omstaanders. Zij kunnen niet aanvaarden dat Hij zijn intrek gaat nemen bij die zondaar. Is Hij wel de profeet die Hij zegt te zijn? Jezus geeft een duidelijk antwoord op die onvrede. ‘De Mensenzoon is gekomen om te zoeken, en om te redden wat verloren was’, zegt Hij. Dat sluit helemaal aan bij zijn antwoord op de vraag van enkele leerlingen van Johannes de Doper: of Hij de Messias was. En Jezus antwoordde: ‘Ga aan Johannes vertellen wat je hoort en ziet: Blinden zien weer en kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de goede boodschap verkondigd. Gelukkig degene die geen aanstoot aan Mij neemt.’ En die blinden en kreupelen, dat zijn mensen voor wie niemand aandacht heeft, die geminacht en uitgestoten worden. Dat zijn Samaritanen voor wie Jezus aandacht heeft, ook in zijn parabels. Dat zijn tollenaars die berouw hebben en hun eigen onrecht goed willen maken. Dat is de overspelige vrouw die dankzij Hem aan de dood ontsnapt. Dat zijn melaatsen die verbannen worden, en die Hij geneest. Dat is de onderkant van de maatschappij die voor anderen niet bestaat. Maar voor Jezus bestaat iedereen, zeker zij die voor anderen niet bestaan, want zijn liefde, die ook de liefde is van God, is er altijd op uit om gekwetste en verloren mensen te redden en kansloze mensen kansen te geven.

En wij? Waar staan wij in het verhaal? Zijn  wij zoals de omstaanders die verontwaardigd zijn omdat Jezus omziet naar die zondaar? Of zijn we zoals Zacheus? Lopen ook wij ons te pletter om Jezus te zien en naar Hem te luisteren? Kunnen ook wij fouten toegeven, en goedmaken wat we verknoeid hebben? Zijn ook wij bereid om te delen? Of gaat onze goedheid niet verder dan het branden van een kaarsje bij het beeld van Maria of van een heilige?

Zusters en broeders, laat onze zoektocht naar God, naar Jezus, niet blijven bij een kaarsje en een gebedje. Maar laten altijd proberen ons te spiegelen aan God en aan Jezus. Zij kennen alleen maar liefde voor heel hun schepping. Moge dat ook onze weg zijn: een weg van liefde voor God en voor onze medemensen. Amen.