31e zondag door het jaar C - 2010

Zusters en broeders,

Volgens de overlevering was de evangelist Lucas arts, en in zijn vrije tijd ook schilder, maar moeten we veel geloof hechten aan die overlevering? De eerste is wellicht ontstaan door zijn grote aandacht voor zieken en hun wonderlijke genezing, de tweede hangt wellicht samen met zijn manier van schrijven: hij schildert inderdaad als het ware met woorden.

Neem nu het evangelie van vorige week, over de farizeeër en de tollenaar. Je ziet de farizeeër echt vooraan staan met opgeheven hoofd, en je hoort hem zijn eigen ik bejubelen: 'Het is moeilijk bescheiden te blijven wanneer je zo goed bent als ik. Zo stoer, zo charmant en zo aardig. Dat zie je in één ogenblik. God, daar kun Je toch niet naast kijken!' En helemaal achteraan in de tempel staat de tollenaar. Hij maakt zich klein voor God en de mensen, hij durft zijn hoofd zelfs niet heffen. Lucas vertelt dat allemaal zo beeldrijk en zo treffend dat het inderdaad een schilderij met woorden lijkt.

Dat is ook zo in het evangelie van vandaag. Heel Jericho is te been omdat Jezus in aantocht is. Al voor de stadspoort heeft Hij een blinde genezen, dus wil iedereen Hem zien. Ook Zacheus, maar die is niet van de grootsten, dus klimt hij in een vijgenboom. Jezus gebiedt hem direct naar beneden te komen, want vandaag moet Hij in zijn huis te gast zijn. De omstaanders ergeren zich blauw. 'Is dat nu die grote profeet, die wonderdoener? Hij geeft zich af met zondaars en ander slecht volk!' Nee, van zo'n profeet moeten ze niets hebben. Verontwaardigd wenden ze zich af van Hem, in tegenstelling tot Zacheus: die keert zich juist wél naar Jezus toe, en zegt dat hij de helft van zijn bezit aan de armen zal geven en iedereen die hij heeft afgeperst viervoudig zal terugbetalen.

Het wordt allemaal zo beeldrijk verteld dat je het voor je ogen ziet gebeuren, maar zoals zoveel goede schilders laat Lucas ergens in zijn schilderij een blinde vlek, en dat is de plaats waar de toeschouwer zichzelf moet invullen. Dus, waar staan we in het schilderij van vandaag? Bij Zacheus, bij de morrende toehoorders of bij Jezus? Ik weet het, niemand van ons wil bij de groep horen die Jezus afwijst, want we zijn toch christenen, nietwaar? Dus staan we niet direct klaar met oordeel en veroordeling, want dankzij Jezus weten we wat vergeving is.

En toch ... Neem nu eens dat Jezus in onze tijd leeft en Antwerpen bezoekt. Wij er natuurlijk met z'n allen naartoe, want wie wil Jezus nu missen! De Keyserlei en de Meir zien zwart van het volk, velen zijn zelfs in de bomen langs de kant van de weg gekropen. Aan een van die bomen blijft Jezus staan, en zegt: 'Kom maar rap naar beneden, Bogdan, want Ik moet vandaag in uw huis te gast zijn.' Maar Bogdan, is dat niet die vieze vent die zich bezighoudt met vrouwenhandel en drugs? Zusters en broeders, hoe gaan we reageren? Als christenen? Of als de verontwaardigde omstaanders in Jericho? Maar Jezus bezoekt nog andere steden, en in de Veldstraat in Gent roept Hij Pierke uit zijn boom. Maar Pierke, dat is toch de wreedste pooier van de stad? En in Brugge roept Hij Roger uit zijn boom, maar Roger, dat is toch een pedofiele priester? In Leuven haalt hij dan weer Jos uit zijn boom, en die is net vrij na vijftien jaar gevangenis wegens dubbele moord, en echt berouwvol ziet hij er nog altijd niet uit.

Zusters en broeders, ik wil maar zeggen: We moeten oppassen dat die mooie Bijbelverhalen geen verhalen blijven, nee, we moeten ze op ons eigen leven leggen, en op onze tijd, en ons telkens afvragen waar wij in het verhaal staan. Als christenen moeten we ons altijd in Jezus kunnen herkennen, en dat zal niet altijd even gemakkelijk zijn, want in vergeving en menselijkheid gaat Hij veel, maar dan ook veel verder dan wij spontaan zouden doen. Hij doet dat niet om zichzelf, maar omdat Hij beeld wil zijn van zijn Vader in de hemel. En over zijn Vader worden in de eerste lezing heel mooie woorden gezegd. Ik citeer even: 'Heer God, Gij let niet op de zonden van mensen, opdat zij tot inkeer komen. Gij houdt immers van alles wat bestaat, en verafschuwt niets van wat Gij geschapen hebt. Daarom legt Gij aan hen die dwalen een beperkte straf op. Gij wijst hen terecht door hen te herinneren aan hun zonden, zodat ze, bevrijd van het kwaad, op U gaan vertrouwen.'

Zusters en broeders, dat is precies wat Jezus doet: mensen niet verwerpen, maar  bevrijden van het kwade. Laten ook wij dat doen: niemand verwerpen, maar altijd nieuwe kansen geven, hoe moeilijk dat soms ook kan zijn. Maar weet je, als we eraan denken dat God ook ons maar al te dikwijls nieuwe kansen moet geven, wordt het misschien net iets gemakkelijker. Amen.