24e zondag C (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, welkom. Er valt een bijzondere dag in dit weekend: 11 september. Negen jaar geleden vlogen twee vliegtuigen in de Twin Towers in New York. Sindsdien heeft er een hoop narigheid plaatsgevonden.

Er zijn bepaalde websites waar gewaarschuwd wordt voor nog meer narigheid, maar Elseviers had deze week ook goed nieuws te melden. Jullie weten misschien wel dat Mahmoud Ahmadinejad van Iran in steeds krachtiger en dreigender bewoordingen uitspreekt, dat hij Israël van de kaart wil vegen, maar er komt hulp uit onverwachte hoek: Fidel Castro van Cuba roept Mahmoud Ahmadinejad op te stoppen met het ontkennen van de holocaust. Fidel verklaarde, dat Israël het recht heeft om te bestaan. Hij sprak zijn sympathie uit voor de Joden, die naar zijn zeggen in de loop der eeuwen een veel harder bestaan hebben geleid dan de Cubanen. Zeer opmerkelijke, maar ook zeer verheugende uitspraken van een man, die bekend stond als anti-zionistisch. Zelfs Hugo Chavez van Venezuela wil de banden met de Joodse gemeenschappen in zijn land gaan verbeteren. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

Misschien hebben ook wij in onze familie- en kennissenkring mensen met wie wij hoognodig de banden moeten aanhalen, met wie wij toch maar eens bepaalde zaken moeten uitpraten.

Vandaag vertelt Jezus in het evangelie het verhaal van de verloren zoon, die terugkeert tot zijn vader. Laten ook wij waar nodig terugkeren tot God en onze medemensen.

OPENINGSGEBED

Laat ons bidden. Barmhartige God, ook als wij wegen gaan die niet de uwe zijn, komt Gij naar ons toe. Zondige mensen brengt Gij tot inkeer en wat verloren was, zoekt Gij weer op. Geef dat ook wij elkaar steeds nieuwe kansen bieden, op zoek gaan naar wat verloren was en vreugde vinden in de verzoening. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon ... . Amen.

PREEK

Het evangelie zegt, dat Jezus met tollenaars en zondaars omgaat. Het zijn niet zo maar zondaars, maar mensen, die het al te bont maken en die daarom door andere mensen met de nek worden aangekeken. In ieder geval door de Farizeeën en de schriftgeleerden. Zij komen zich bij Jezus Christus beklagen. Een omgang met dergelijke mensen aanmoedigen vormt een gevaar voor de samenleving, want - zo denken zij - wie met pek omgaat, wordt er mee besmeurd. "Zeg me wie je vrienden zijn, en ik zal zeggen wie jij bent". Wel, denken de Joodse kerkleiders, als wij omgaan met tollenaars en zondaars, hen tot onze vrienden maken, zullen wij al gauw worden als zij.

Maar Jezus denkt anders. Hij is innerlijk sterker dan de zondaars. Zij hebben geen invloed op Hem, maar Hij op hen. Omgang met Jezus Christus werkt genezend. Als een zondaar vriend van de Heer wordt, houdt hij op zondaar te zijn. En daarom heeft Jezus Christus twee vergelijkingen klaar: het verloren schaap en het verloren geldstuk.

De herder, die één schaap verloren heeft, laat de 99 andere achter en gaat op zoek naar het verlorene. En wat is hij blij als hij het gevonden heeft. En als een vrouw een groot geldbedrag is kwijtgeraakt, zoekt zij totdat zij het heeft gevonden en wanneer zij het heeft gevonden, roept zij vol vreugde al haar buren en vrienden bij elkaar. "Zo", zegt onze Heer, "is er vreugde bij de engelen van God over één zondaar, die zich bekeert".

In de eerste lezing hebben wij gehoord hoe de Joden tijdens hun zwerftocht door de woestijn van het ware geloof zijn afgevallen. Ondanks dat Jahwe God hen door grote wondertekenen uit Egypte had bevrijd, aanbidden zij een gouden stierenbeeld. En daarom dreigt Jahwe God deze zondaars te verdelgen. Maar dan gaat Mozes voor hen bidden. Hij praat Jahwe God om en zij worden niet vernietigd.

Mozes in zijn tijd bad al voor de zondaars. En aangezien de Farizeeën en de schriftgeleerden zich vaak op Mozes beroepen, hadden zij hem ook hierin moeten navolgen. Dan hadden ook zij voor de zondaars moeten bidden i.p.v. hen te mijden. Jezus Christus doet wel wat Mozes heeft gedaan. En wij... wij moeten doen wat Jezus ons heeft voorgedaan. Maar de Farizeeën en de schriftgeleerden willen het geloof niet ten volle aanvaarden. Zij kiezen uit wat hen bevalt, en daar hoort de omgang met het uitschot van de maatschappij niet bij. Zij maken hun eigen wetten. En willen die eigen wetten aan anderen nog opleggen ook!

In de tweede lezing hoorden wij over de apostel Paulus, die ook wel wordt genoemd ‘de leraar der heidenen'. Hij is naar verre landen getrokken, heeft vele gevaren getrotseerd om mensen de Blijde Boodschap te kunnen verkondigen en is verschillende keren gemarteld omwille van zijn geloof. En uiteindelijk heeft hij zijn missionaire werken met de dood moeten bekopen. Hij is in Rome onthoofd. Zo heeft hij een geweldige staat van verdienste.

Deze heilige van onze Kerk zegt in de tweede lezing van zichzelf het volgende: "... hoewel ik eertijds een godslasteraar was, een vervolger en geweldenaar". Paulus rekent zichzelf onder de grote zondaars, wetend dat de liefde en zorg van Jezus Christus vooral uitgaat naar de zondaars.

Hoe kijken wij tegen onszelf aan? Durven wij onszelf ‘zondaars' te noemen? Jazeker, wij bidden iedere keer trouw de schuldbelijdenis mee. Maar doen wij dat oprecht? Als wij bidden "Ik belijd voor de almachtige God en voor u allen, dat ik gezondigd heb", zeggen wij dat gebed dan op zonder te weten in hoeverre wij werkelijk tegenover God en de mensen tekortgeschoten zijn?

Veel christenen van onze tijd lijken wel bang te zijn voor het woord ‘zonde'. Er wordt nauwelijks over gepraat. Maar dan kunnen wij ook niet echt praten over verlossing, want als wij geen zondaars zijn, waarvan moeten wij dan verlost worden?

Het evangelie hield ons het verhaal van ‘de verloren zoon' voor, ook wel genoemd ‘het verhaal van de barmhartige vader'.

Een zoon, de jongste, doet zijn vader pijn tot in het diepste van zijn hart door nog tijdens diens leven zijn deel van de erfenis op te eisen. De vader geeft hem zijn erfdeel zonder hem een verwijt te maken. En als de zoon na een tijdje weer terugkomt, haveloos, klinkt er ook geen verwijt. Enkel vreugde dat de jongen weer thuis is, bij vader.

Broeders en zusters, de lezingen van vandaag nodigen ons uit om niet neer te kijken op andere mensen, al doen zij nog zo veel kwaad. Laten wij hen beschouwen als ‘verloren schapen'. En dan niet in de zin van ‘voorgoed verloren', maar het zijn mensen, die de weg kwijt zijn geraakt. Als een goede herder moeten wij voor hen bidden en naar hen op zoek gaan.

Ik vraag me weleens af: hoe vaak en hoeveel bidden mensen thuis voor hun kinderen en kleinkinderen, andere familieleden en vrienden, voor medeparochianen, die het spoor kwijt zijn? Wij zijn voor hen verantwoordelijk. Wij zijn schapen en tegelijkertijd zijn wij herders.

Beseffen wij toch, dat ook wijzelf zondaars zijn, weleens verloren rondlopen, maar dat God altijd naar ons op zoek is. En als wij terugkomen, of als een ander terug wil komen, is er alleen maar vreugde. Bezorgen wij God vreugde door voor ‘zijn zondaars' te bidden. Die zondaars zelf zullen ons er later eeuwig dankbaar voor zijn.

Als ik goed geïnformeerd ben, klonk afgelopenwoensdagavond in Israël het geluid van de ramshoorn, de ‘Shofar' en begon het tweedaagse Joodse Rosh HaShana nieuwjaarsfeest. Dit nieuwjaarsfeest is geen gelegenheid voor een feestje, maar een periode van diepe zelfbeschouwing, waarin iedereen zijn relatie met God en de medemens onder de loep neemt.

Gebaseerd op het bevel in Numeri 29,1 wordt er na het waarnemen van de nieuwe maan 100 keer op de Shofar geblazen, als een symbolische oproep om het leven te beteren. Daarna volgen 10 dagen van berouw, die worden afgesloten met Yom Kippur, de Grote Verzoendag, die dit jaar begint op vrijdagavond 17 september.

De Hoofd Rabbi van Groot Brittannië, lord Jonathan Sacks, verklaart dat deze feesten zo verschillen van de hedendaagse cultuur, waarin schuld altijd wordt afgeschoven op anderen. De bevrijding van de vergeving ervaren, zegt de Hoofd Rabbi, is alleen maar mogelijk als je eerst je schuld belijdt.

Zelfs grote oudtestamentische geloofshelden als Abraham, Sarah, Mozes, David hadden hun zonden. En van hen kunnen wij zeggen: omdat zij grote daden verrichtten èn hun zonden beleden, hield God zielsveel van hen. Je schuld belijden kan ruzies en oorlogen voorkomen. Geven wijzelf het goede voorbeeld en vragen wij God, dat Hij ook andere mensen deze waarheid laat inzien: het oprecht belijden van je schuld kan leiden tot vrede, met God en met mensen.