Leven met de andere

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

‘Wij vermoeden amper de dingen op aarde; zelfs wat voor de hand ligt ontdekken wij maar met moeite: wie speurt dan na wat er in de hemelen is?' Dat is een wijze uitspraak. Ze komt trouwens uit het Boek Wijsheid (9,16). Een passende inleiding op deze passage uit het evangelie van Lucas. Daar staan immers vreemde dingen in. Het kost ons moeite om ze te begrijpen en nog veel meer om het allemaal in praktijk te brengen. Jezus eist dat wie Hem volgt zijn ouders en familie, en zelfs zijn eigen leven zou ‘verfoeien'! Oudere Bijbelvertalingen aarzelden niet om hier het woordje ‘haten' te gebruiken. Dat is er toch echt wel te veel aan. Het hoeft trouwens niet letterlijk opgevat te worden. Jezus propageert nooit en nergens de haat. Het gaat hier om een eigenaardigheid van Jezus' moedertaal, die de comparatief (de vergelijkende trap) niet kent. Jezus bedoelt dat zijn volgelingen Hem 'meer' moeten beminnen dan zelfs hun eigen verwanten.

Intussen blijft de eis gesteld. En er komt zelfs nog wat bovenop. Wie Jezus volgt, moet zijn kruis dragen en zich losmaken van al wat hij bezit. Wie mag zoiets eisen? Niemand, behalve God. Jezus maakt hier aanspraken die alleen aan God toekomen. Alleen God mag de absolute voorrang opeisen en alle andere waarden relativeren. Geloven is dan ook met die eisen leren te leven. Ze confronteren ons met Iemand die al het onze doorkruist en op de helling zet, ook wat ons het dierbaarst is: vader en moeder, vrouw en kinderen, broers en zussen, ja zelfs het eigen leven. Ik zeg ‘leren te leven met...'. We zijn niet pas gelovig wanneer we aan al die eisen voldoen. Niemand kan dat. Gelovigen zijn geen volmaakte mensen, maat mensen die blijven beseffen dat ze tot grotere volmaaktheid geroepen worden. Het gelovige leven speelt zich af in het brede spanningsveld tussen de eisen van het evangelie en het concrete leven. Zolang die spanning blijft bestaan, is er geloof. Jezus doet een beroep op alle krachten waarover een mens beschikt. Hij gebruikt daar levendige beelden voor. Iemand die een toren wil bouwen, zal eerst goed moeten nadenken of hij daarvoor wel de middelen heeft. Een koning die een veldtocht wil opzetten moet zijn eigen krachten en die van de tegenstander juist kunnen inschatten. Geloven is: God ernstig nemen, Hem God laten zijn in het dagelijkse leven. Dat vraagt dan ook om een dagelijkse inzet. God durft eisen te stellen. Ongelovig worden we wanneer we die eisen wegduwen en ze niet langer willen aanhoren. Dan heeft God afgedaan.

Keren we nog even terug naar het Boek Wijsheid. De wijze mens heeft weet van zijn eigen onmacht en grenzen. Hij ervaart dat de omgang met God lastig kan zijn. Hij ‘blesseert' zich aan God. Maar hij voegt daar nog iets aan toe, en juist daaruit blijkt hoe wijs hij is: ‘Wie zou uw raadsbesluit gekend hebben, als U de wijsheid niet had gegeven en uw heilige geest niet uit de hemel had gezonden? Zo zijn de paden rechtgemaakt voor degenen die de aarde bewonen; zo hebben de mensen geleerd wat U aangenaam is, en zijn zij gered door de wijsheid.'