Verrijzenis, verkondiging, vergiffenis...

Homilie: De verrijzenis van het lichaam...

De verrijzenis van Jezus begint met de vondst van het lege graf. Leegte, ook die van een graf, laat echter veel ruimte voor speculatie. Om iedere twijfel over zowel het of alsook het hoe van de verrijzenis weg te nemen, volgen de verschijningsverhalen van de verrezen Heer.

Jezus, die werkelijk uit de dood is opgestaan, verschijnt aan mensen. Daarbij vallen een paar zaken op.

Ten eerste dat Hij vaak niet meteen wordt herkend. Maria Magdalena denkt eerst dat Hij de tuinman is. Pas wanneer Jezus haar naam noemt en ze zijn stem herkent, ziet ze dat Hij het is. De leerlingen op weg naar Emmaüs menen dat Hij een vreemdeling is, die geen weet heeft van wat er allemaal in Jeruzalem gebeurd is. Pas wanneer Hij met hen aan tafel het brood breekt, herkennen zij Hem juist aan dat breken van dat brood.

Het tweede dat op valt is dat de verschijningen aanvankelijk eerst leiden tot verbijstering en schrik. De vrees dat het een geest is die zich manifesteert. Pas wanneer het duidelijk wordt dat de Verrezene een verschijningsvorm heeft die niet wezensvreemd is aan de onze keert de rust terug.

Beide eigenheden van deze verschijningsverhalen hebben met elkaar gemeen dat wanneer de herkenning eenmaal daar is en de vrees verdwenen, dat de werkelijke aanwezigheid van Jezus tot een grote en diepe vreugde leidt. De vreugde zelf te zien en te ervaren wat Jezus hen ook zegt: ‘Ik ben het’.

Het geloof in de verrijzenis is al bijna tweeduizend jaar het hart van het geloof en van de verkondiging van de Kerk. De verrijzenis van het lichaam. Die verrijzenis van het lichaam is begonnen met Jezus die wij sindsdien de verrezen Christus noemen. Deze Paasboodschap is niet alleen de kern van ons geloof en onze verkondiging. maar onderscheidt ons als christenen ook van alle andere mensen die geloven in of de mogelijkheid open houden naar een vorm van leven na de dood.

Dat de verschijningsverhalen daarom niet symbolisch of interpretatief geduid dienen te worden, is daarbij niet alleen evident, maar zelfs wezenlijk voor het juiste verstaan van de Paasboodschap. God die mens werd, het Woord dat vlees werd, voor velen al onverteerbaar, stond na zijn lichamelijke dood ook nog eens lichamelijk op, laat zich lichamelijk zien en biedt de mogelijkheid zijn lichaam aan te raken. Hij treedt zichtbaar, hoorbaar en tastbaar in hun midden als bewijs dat de dood, noch de zijne en door Hem, met Hem en in Hem noch de onze, het laatste woord heeft.

Toen God de mens schiep naar zijn beeld en gelijkenis, gaf Hij hem en haar niet zonder reden een lichaam. Ons lichaam is niet de kerker van onze ziel. Goed verstaan is ons lichaam de uitdrukkingsvorm van wie wij ten diepste zijn. De manier waarop wij naar de ander kijken, hoe wij naar de ander luisteren, de woorden die wij tot de ander spreken, de momenten waarop wij voor of met de ander zwijgen, de stappen die we naar de ander zetten, de gebaren die we tegenover de ander maken, de wijze waarop wij de ander aanraken. De ander die zich ook uitdrukt en laat kennen door het lichaam dat hij of zij ontvangen heeft.

Dat lichaam van de mens dat door de dood voor altijd verloren leek en lijkt te gaan en daarmee al datgene wat, nee, daarmee geheel diegene die ons dierbaar was, is door de verrijzenis van Christus voorgoed aan de heerschappij van de dood ontrukt. Dat lichaam, ook ons lichaam, zal verheerlijkt -zonder de beperkingen van ons aardse lichaam- verrijzen op de laatste dag en dan zal onze vreugde volkomen zijn wanneer wij misschien verbaasd, maar zeker verheugd de verrezen Christus tot ons horen zeggen: ‘Je bent het zelf’.

Dat is de kern van de boodschap die te beginnen met Jeruzalem verkondigd moet worden. Een boodschap die zich al hier en nu laat aanraken in het Lichaam van Christus dat wij in de Communie mogen ontvangen omdat ook wij Hem, in het breken van het brood, herkennen en erkennen als de Verrezen Heer hier in ons midden. Daarom ook mogen wij zalig genoemd worden, omdat wij welliswaar niet zien, maar toch geloven.