Gulle gever (2009)

Er gaat bijna geen dag of in elk geval geen week voorbij of we worden benaderd om een bijdrage voor het goede doel. Die doelen zijn wereldwijd al vanouds onuitputtelijk, maar ook dichtbij hebben onze gulle gaven vele bestemmingen. Er zijn studies gedaan die aantonen dat wij Nederlanders al vanaf het bestaan van de Bataafse Republiek wereldwijd uitblinken in goedgeefsheid. Het schijnt dat in onze dagen enige hapering daarin is te bespeuren. We aarzelen als we vernemen dat de directeur van de stichting  voor het goede doel allereerst aan zichzelf gedacht heeft, als de ontvanger vervolgens ophoudt zelf nog enige inspanning te leveren of  als we op bedrog zijn gestoten. Daarop zei een wijs man mij eens: "Als je met je goede gaven nog nooit bedrogen bent, dan heb je zeker nog nooit wat gegeven".
Verder wordt ons enige troost geschonken door het spreekwoord: "Beter te geven dan te ontvangen". Het is inderdaad waar dat het niet zo lekker voelt om van de geef te moeten leven; die afhankelijkheid is ellendig, vooral als je niet in staat bent er iets voor terug te doen.
Het lijkt er misschien op dat al die goede doelen voorbij gaan aan ons eigen belang, maar dat is lang niet altijd het geval. Voor elk onderdeel tussen onze kruin en onze voetzool is wel een stichting die zich sterk maakt voor het bestrijden van mankementen aan ons lijf. We kunnen het met een paar euro helaas niet afkopen, maar je weet maar nooit wat voor onheil ons zelf nog overkomt en alle beetjes helpen, helpen ook onszelf. Gelukkig zijn er ook projecten meer gericht op het behoud van anderen dan van onszelf. Dan zien we wel eens dat een of andere bank een cheque van anderhalve bij één meter heeft beschreven met een bedrag van b.v. 10.000 euro. Die wordt met een brede glimlach omhoog gehouden door de "goeierikken"  die daar voor hebben gezorgd. Prachtig, maar er kleeft toch ook een mooi image aan. Het komt echter ook voor dat de schenker van een bijdrage buiten beeld wil blijven omdat hij of zij zelf weet hoe bescheiden de gift is ten opzichte van het eigen vermogen en bovendien probeert te voorkomen dat er nog een keertje een beroep op hem of haar wordt gedaan.
Zo mogen we vaststellen dat geven en ontvangen soms heel interessante aspecten heeft. Toch zal onze aangeboren menslievendheid mensen er telkens opnieuw toe brengen om heel veel geld en tijd te besteden aan hulpverlening, maar dan in alle stilte. Daarover vindt u weinig in de krant, daarover wordt weinig gesproken, maar er zijn heel veel bescheiden en stille gevers. Die houding kunnen we vandaag uit het evangelie plukken, waar Jezus een man geneest en hem vraagt om er geen ruchtbaarheid aan te geven. Hij heeft zich gewoon ook emotioneel laten raken door de nood van die medemens, maar wil niet vervolgens worden uitgeroepen tot beroepsgenezer, op de troon geheven en in een positie gedreven die Hij niet wilde.
Toen de zieke het wel aan iedereen vertelde raakte Jezus in grote verlegenheid en het paste helemaal niet in wat Hij elders al had gezegd: "Als je goed doet, laat dan de ene hand niet weten wat de andere doet". Hij smeert ‘m dan ook en gaat ergens in stilte bidden.
Opnieuw kunnen we hier iets van opsteken, een goede raad: Help waar je kunt en dan is enige dankbaarheid al meer dan waarop je moet rekenen. Laat je raken en doe waar je gemoed je toe aanzet, maar niet om in het nieuws te komen. Dan wordt je ook niet in verlegenheid gebracht door wat er van je gezegd wordt.