29e zondag door het jaar (2003)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 134 niet laden

Misschien hebben ouderen onder ons de versregel herkend die we hebben gezongen/gebeden in de tussenzang: Uw genade Heer, zij over ons gelijk wij hoopvol U verbeiden/. Het zijn de slotregels van het Te Deum: Fiat misericordia, Domine, super nos quemadmodum speravimus in Te: moge (uw) barmhartigheid over ons geworden in dezelfde mate als wij op U vertrouwen. Dat vertrouwen hebben we nu hard nodig; je kunt het het thema noemen van deze lezingen.

De 1e lezing spreekt meteen een geloofswoord: de Héér besluit. Het is het geloofswoord van iemand die lijdt en de moed heeft, het inzicht en de wil om niet bij zijn lijden stil te blijven staan en zich te beklagen maar om verder te zien, om zijn lijden -laten we zeggen- in Gods Hand te leggen, als van God afkomstig te zien - niet als straf maar als instrument van Gods raadsbesluit, om in Gods Naam te lijden.

Dat klinkt heel mooi en als pijn alles overschreeuwt, komt zo'n gedachte echt niet op, integendeel. Het gaat ook niet om onmachtssituaties maar om situaties waarin vrijheid, visie en inzet ter zake zijn. Alleen degene die lijdt kan zo iets zeggen, alleen degene die lijdt kan zeggen wat hij wil, alleen degene die lijdt kan zien dat hij zijn lijden in Gods Hand legt, dat hij in zijn lijden deel neemt, deel krijgt aan Gods wil, aan het universele dat het menselijke overstijgt.
God maakt hem tot instrument om zijn wil, zijn raadsbesluiten uit te voeren, hij heeft zelfs zijn leven daarvoor over. Hoe God zijn wil uitvoert, weet hij niet, hij is immers dienaar. Maar hij heeft wel de bevestiging dat hij zijn nageslacht zal zien, de vrucht van zijn inzet, opoffering. Maar dat alles kan alleen maar in groot geloof, in godsvertrouwen, in dienaar van God willen zijn.

Solidariteit is in het O.T. niet nieuw maar de idee dat een mens zich voor anderen opoffert, het plaatsvervangend lijden, is wel nieuw. Dat zelfs een onschuldige door zijn lijden schuldigen kan redden is wel het toppunt. Hoe de profeet daaraan komt is niet zeker. Het meest voor de hand liggend is dat de profeet zelf die dienaar is. Het is dan ook geen wonder dat de leerlingen van Jezus deze tekst herkenden en haar op Jezus toepasten.

Het evangelie verhaalt hoe Johannes en Jacobus een - laten we zeggen - a-sociaal verzoek hebben aan Jezus; je vraagt zo iets toch niet. Ofschoon, het kan ook door een intens verlangen zijn ingegeven. "... in uw glorie ..." is wel heel bijzonder. Jezus bekt hen niet af; dat doen de andere leerlingen wel. Matteüs vertelt hetzelfde verhaal iets subtieler: de moeder van Johannes en Jacobus doet het verzoek. Marcus vertelt in het algemeen meer in de trant van klein-geestige mensen, klein-gelovigen, en geeft ons daarmee het hoopvolle gevoel dat ook de apostelen maar gewone mensen waren.
Wat Jezus wél doet is hen direct wijzen op de consequentie van hun verzoek, de inhoud van hun verzoek: op de ereplaats zitten kan pas na de beker en het doopsel. Nu niet de beker van de heilsdronk en het doopsel van vergeving maar de beker van het onverdiende lijden en het doopsel van de onrechtvaardige dood, dus van totale inzet, totaal dienaar zijn.

Die beker drink je zeker niet zomaar; daar ben je een poosje mee bezig en dat doe je alleen maar in groot geloof, in groot godsvertrouwen, in totaal dienaar of dienares van God willen zijn. Ook al is de dood niet aan de orde, die visie op jouw lijden aan onrecht of wat dan ook staat in Gods Naam.

Als de apostelen laten merken dat zij het verzoek van die twee opvatten als in rivaliteit gedaan, roept Jezus hen bij zich: hij gaat hen onderrichten over het de eerste zijn. Zo is hij gekomen, om te dienen en zijn leven als losprijs te geven, om met zijn leven anderen vrij te kopen uit zinloosheid en onmacht. Hoe de Vader, zijn Abba, dat zou doen wist hij niet; hij heeft het op het kruis uitgeschreeuwd "God, hoe moet dat nou?" maar hij heeft wel zijn vertrouwen behouden. Dat is niet niks.
De inhoud van ons volgeling van Jezus zijn is o.a. dat ook wij dienen. Hoe we kunnen dienen is nogal persoonlijk. We kunnen dienen door ons werk goed te doen, door in ons werk in dienst te willen staan van anderen (zonder het 'al te goed is buurmans gek'), door ons in te zetten voor ons gezin, door noem maar op. Maar in deze context geldt ook de vraag of en hoe we kunnen dienen als lijdende. Ik heb vaker aan zieken gevraagd of zij hun lijden herkennen als het lijden van Jezus, of zij het zien als verbónden met het lijden van Jezus, of zij in hun lijden één zijn met hem. Soms spontaan, soms na enig denken kwam er een "Ja". Maar dan, verenigd met zijn lijden, verenigd met hem op die manier, die menselijke beperktheid overstijgt, dan is -krachtens Jezus Christus- zo iemand ook dienaar/dienares, wiens/wier lijden in Gods Hand ligt en door Hem gebruikt kan worden om zijn raadsbesluiten uit te voeren. Hoe weet je niet maar in vertrouwen, in groot geloof, kun je dat zo zien. In dat geloof, dat het menselijke overstijgt, kun je ook dienen door voor elkaar te bidden, door in een aparte gemeenschap te leven waar men zich met gebed e.d. voor anderen inzet. Allen delen in die universaliteit.

 

Ik hoop dat e.e.a. ook jongeren aanspreekt. Als je van je leven iets wil maken en allerlei plannen koestert, is daar niks mis mee; dat hoort bij het leven. Maar vergeet niet dat je niet alleen leeft, je deelt met anderen; je kunt ook zeggen dat je deel hebt aan het universele, er is een 'meer dan ik'. Als je tegen lijden aanloopt, loop dan niet weg en probeer te dienen. Als je zelf lijdt ... het zij je gegeven dat je dan ook een 'meer dan ik' herkent en je je niet alleen weet. Ondanks je plannen. Dank zij vertrouwen.

 

"Uw genade Heer, zij over ons gelijk wij U hoopvol verbeiden"/"Geef ons dus Heer, u barmhartigheid zoals wij op U vertrouwen". Dat is de voorlaatste regel van het danklied Te Deum. De allerlaatste regel is een juichkreet van iemand die weet of die heeft gezien: "In Te Domine, speravi; non confundar in aeternum": Op U Heer heb ik mijn hoop gesteld; ik zal nooit-ste-leven worden beschaamd": het komt goed of het is goed zo. Als je dat kunt zeggen, hebt geleerd te zeggen, ben je dubbel en dwars gezegend. Zullen we ons een paar minuten tijd gunnen dat over ons te laten komen.