Zowel mild als streng. Voor of tegen (Mc. 9,38-48)

In de Schrift lezen en horen wij uitspraken die elkaar tegenspreken. Wij zijn soms zelf een paradox, wanneer wij niet doen wat we verkondigen.

De apostelen waren niet bij machte om een zieke te genezen en nu tonen ze zich geërgerd wanneer een vreemde van buiten hun compagnie in naam van Jezus mensen geneest en duivels uitdrijft.

Wie niet tegen ons is, is voor ons

Jezus is ruimer dan zijn enggeestige leerlingen, die concurrentie vrezen van mensen buiten hun groep. Hij geeft een antwoord, dat tamelijk mild klinkt; “Wie niet tegen ons is, is voor ons.” Is dit niet wat te optimistisch? Palmt hij daardoor niet te gemakkelijk de anderen in? Is het wel zo dat hij en zij die niet tegen mij zijn, toch voor mij zijn? Er kunnen veel nuances zijn in de houding van mensen tegenover anderen. Hoe zit dit in de politiek? Je kan maar één stem uitbrengen. Ik hoorde ooit een politica beweren: “In de politiek heb je geen vrienden.” Uitzendingen over ‘de wissel van de macht’ lijken dit te bevestigen.

Cyrille had in een vergadering deze boutade: “Ik ben er niet voor. Ik ben er niet tegen, integendeel!”

Verruimen

Jezus nuanceert zelf zijn uitspraak door vooraf al te zeggen: “Iemand die een wonder doet in mijn Naam zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken.” Jezus waardeert het goede door anderen gedaan. Hij overstijgt daarmee het groepsdenken. In plaats van af te grenzen, zoekt Jezus te verruimen. Dit brengt ons bij de houding van Mozes; die begrip heeft voor Edad en Medad, die als profeet optraden in het kamp. Mozes zou daarop gezegd en gewenst hebben; “Legde de Heer zijn geest maar op heel het volk! Profiteerde iedereen maar” (Num. 11, 29). Is dit niet een aansporing om het goede te doen groeien overal waar het kan?

Daden van goedheid zien en doen

Het antwoord van Jezus nodigt ons uit om dankbaar te zijn voor goede dingen, ook door anderen gedaan. Wij hebben niet het monopolie van goedheid. God is groter dan zijn georganiseerde kerk.

Godzijdank gebeuren er elke dag zoveel daden van goedheid. De hulp die zich aangeboden heeft bij de overstromingen in ons land is daarvan een recent voorbeeld.

De beker koud water, waarover Jezus spreekt, is een mooi teken van de vele vormen van kleine goedheid. Deze hebben een positieve invloed.

Overal zie je mensen,

die stand houden in het goed-zijn:

toegewijd aan elkaar:

koffie maken, een tafel dekken,

wonden verbinden, de moedeloosheid bezweren,

terugvechten, de dood weerstaan,

stil voortdoen, de ‘courage’ niet verliezen …

En waar de een zegt: ‘We kunnen niets meer doen ...’

zegt een ander: ‘We kunnen nog veel betekenen.’

Waar de een zegt: ‘Dit is het einde ...’

zegt een ander: ‘Hier is een nieuw begin.’

Zet meer komma's dan punten.

Er is meer licht dan je weet.

[Marinus van den Berg]

Tutti fratelli

Wij zouden de rivaliteit moeten laten varen tussen al wie zich beroept op de naam van Jezus. De oecumenische beweging helpt ons daarbij. Wij moeten oog hebben voor de samenwerking met mensen van andere gezindten voor het welzijn van de medemens. Deze visie leeft zeker in de encycliek Fratelli tutti van paus Franciscus.

Verantwoordelijken krijgen gemakkelijk instemming wanneer ze zeggen wat ik denk, en kritiek wanneer hun beslissingen anders zijn dan ik hoop. In de katholieke kerk zijn er spanningen tussen behoudsgezinden en vooruitstrevenden, tussen linkskatholieken en rechtskatholieken. “Het centrum, links of rechts, dit is niet zo erg, als we maar in dezelfde stroom blijven”, antwoordde paus Franciscus op een vraag van journalisten over polarisatie en gevaar van schisma in de kerk. Hij beseft en weet dat hij tegenstanders heeft en dat hun houding tegenover hem niet zo hoffelijk is.

Bij verdeeldheid staan we ver af van de eenheid, waar we elke dag om bidden: eenheid in de kerk, eenheid in de wereld, eenheid in de families, eenheid tussen volkeren.

Wie niet met mij is, is tegen mij

Tegenover de milde uitspraak van Jezus in het evangelie van Marcus is zijn ietwat hardere uitspraak in het evangelie van Lucas en Mattheus: “Wie niet met mij is, is tegen mij” (Mt. 12,30: Lc 11,23). Deze biedt weinig ruimte voor nuances, daar waar we in het leven nogal gemakkelijk zeggen: “ja, maar”. Jezus had een goed werk gedaan. Hij had een bezetene genezen. Hij kreeg daarvoor kritiek en werd zelf beschuldigd van omgaan met de duivel. Waarop hij dan antwoordt: “Wie niet met mij is, is tegen mij en wie niet met Mij bijeenbrengt, drijft uiteen.” Jezus vraagt hier een duidelijke stellingname en een medewerking in het bestrijden van het kwaad. Tegenover het kwade mogen we niet schipperen.

Al gelijken de uitspraken bij Marcus op deze bij Mattheus en Lucas, dan hebben deze toch een andere klank. Bij Mattheus klinkt ze meer beperkend en exclusief. Je bent erbij of niet. Om bij de groep van Jezus te zijn moet je een welwillende houding aannemen tegenover Jezus. Bij Marcus klinkt de uitspraak meer open en inclusief. Het volstaat van niet ongunstig te staan tegenover Jezus om er al bij te horen (C. Focant, L’évangile selon Marc, p.362).

De molensteen om de hals

De toon van Jezus is radicaler, wanneer hij hen aanklaagt die schade berokkenen aan de kleinen die geloven. Het heeft verband met zijn zorg voor de kleinen. Deze zijn dan zowel kinderen als mensen, eenvoudig in hun geloof. Denken we na over het effect van ons spreken en handelen. Moet ik alleen maar mezelf horen, of toch denken aan wat mijn woorden en daden bij anderen oproepen.

Jezus richt zich tot zijn leerlingen die zorg zullen moeten dragen voor het geloof binnen hun gemeenschap. Hij wijst hen op hun verantwoordelijkheid.

Het is letterlijk een zwaar beeld, dit van de molensteen. Wie hem draagt, verdrinkt zeker. Zo een zware molensteen staat in het Vaticaan met in het Duits deze zin erop van het evangelie van Mattheüs: „Wer aber einem von diesen Kleinen, die an mich glauben, Ärgernis gibt, dem wäre es besser, wenn ihm ein Mühlstein an den Hals gehängt und er in die Tiefe des Meeres versenkt würde“ (Mt. 18, 6), Waarom in het Duits? De steen komt uit het bisdom Münster en werd in meerdere Duitse steden tentoongesteld als aanklacht en waarschuwing tegen het kindermisbruik. Hij is 2009 overgebracht naar Vaticaanstad en is geplaatst bij de aula Paulus VI.

De taal van Jezus wordt nog scherper wanneer hij hen op het hart drukt consequent te leven op weg naar het rijk Gods. Het is geen oproep tot zelfverminking, al maakt hij gebruik van straffe beeldspraken over het kwaad dat wij met onze zintuigen en ledematen kunnen uitrichten..

Jezus vormt zijn leerlingen aan de hand van toevallige ontmoetingen. Hij zet hen op weg naar het Rijk Gods. Hij verwacht dat wij hen daarheen volgen. Zo wij er geraken, zullen wij verrast zijn dat wij binnen mogen en dat wij er mensen zullen ontmoeten, die wij hier uit de weg zijn gegaan, omdat we ze ten onrechte als buitenstander beschouwden. “God is groter dan ons hart en Hij weet alles” (1 Joh. 3,20).