Worden als een kind (2009)

Begroeting

In zijn fascinerend boek Aldus sprak Zarathoestra beschrijft Nietzsche op een bepaald moment hoe de Westerse mens drie gedaantewisselingen moet doorlopen. Eerst leeft hij als een kameel, dan als een leeuw en tenslotte als een kind. In een vroege periode leefden mensen als kamelen, bereid om als een lastdier allerlei op zich te nemen. Angstig om tot een eigen opvatting te komen maar zich altijd aanpassend door zich te schikken naar allerlei wetten en verordeningen. Toen kwam de periode van de leeuw, die zich in de woestijn terugtrok waar hij brullend riep ‘ik wil, ik wil' en daarbij alle hem opgedrongen waarden afschudde.
Maar, zo vervolgt Nietzsche, de leeuw is niet in staat tot het scheppen van nieuw leven en nieuwe waarden. Alhoewel deze fase negatief lijkt is ze nodig opdat een derde periode kan aanbreken: die van het kind. Onschuldig en vergeten is het kind, een nieuw beginnen, een spel, een uit zichzelf rollend rad, een eerste beweging, een heilig ja-zeggen. (p. 37) Het kind of de nieuwe mens zal een spontaan levend wezen zijn, onbelemmerd door de zware erfenis van de Westerse traditie, aldus Nietzsche. Het moet leren opnieuw oog te krijgen voor een feestelijk leven, een leven dat gedragen wordt door een scheppende kracht, die al levend haar waarden ontwerpt. Alleen zo bevrijden we ons uit een teneerdrukkend nihilisme.

Zoals uit deze en veel andere teksten blijkt hoe profetisch Nietzsche voorzag wat zou gebeuren. Na een periode waarin het gros van de mensen had geleefd conform een voorgekauwde, christelijke identiteit, volgens een statisch maatschappijmodel waarin elk zijn plaats hoorde te kennen, na de periode van de verzuilde maatschappij, kwam de tijd van het grote protest. Een woedend ‘neen' tegen alles wat werd opgedrongen, een schreeuwend ‘ik wil, ik wil' zonder goed te weten wat men eigenlijk wil. Ik heb de indruk dat wij, Vlamingen, heel sterk in de fase van de brullende leeuw blijven vastzitten (niet toevallig zingen we ‘zolang de leeuw kan klauwen') en dat we ons minderwaardigheids-complex maar niet krijgen afgeschud. De vraag is wat er moet gebeuren opdat de fase van het kind kan aanbreken. Nietzsche reageerde tegen een christendom dat volgens hem op sterven na dood was, helemaal gescleroseerd, onmachtig om de mens op te tillen, vandaar de terugkeer naar de meest primaire, vitalistische krachten in onszelf.

Ook in het evangelie komt de beeldspraak van het kind dikwijls terug. "Als je niet wordt als een van deze kleinen, zul je het rijk der hemelen niet binnengaan" zegt Jezus. En in het evangelie van vandaag omhelst Jezus een kindje en zegt erbij: "Wie een van deze kleinen opneemt, neemt Mij op." In deze woorddienst wil ik dieper ingaan op dit beeld: wat bedoelde Jezus en kunnen denkers zoals Nietzsche daarbij verdiepend helpen?

Vrij naar het Aramese Onze Vader

Bron van al wat is,
Die mij beweegt
En stroomt
In wat mij te groot is,

Voor ons mag Jij heten,
Wees dan gekend
In wie ik ben.

Open ons
Het land van je hart
Waar ieder kan wonen:
Dat onze wegen
Daar samen komen.

Voed lichaam en geest
Met wat dag voor dag
Broodnodig is.

Ontvouw ons de morgen
En draag ons
Boven alle verleden uit -
Waar wij ook anderen
De toekomst hergeven.

Voer Jij ons
D waan van de dag voorbij
En maak ons doof
Voor verlokkende stemmen.

Want bij Jou weten wij
De toekomst op handen,
Ere wie ere toekomt.

S. de Vries, Bij gelegenheid III, p. 352

Homilie

De vraag ‘wie de belangrijkste of voornaamste is' was in de tijd van Jezus een overal terugkerende vraag. De Joodse samenleving was en is tot vandaag een erg competitieve samenleving, die veel belang hecht aan de slimste, de rijkste, de meest culturele, enz. Zoals uit veel passages in de Bijbel blijkt waren mensen veel bezig met rangorde. Wie zit op de belangrijkste plaatsen bij een maaltijd? Wie zit vooraan en wie achteraan in de synagoge? Wie neemt het woord in een rechtsgeding? Wie is de beste leerling van de klas als Jezus heeft gesproken en krijgt de belangrijkste plaats?

Vorige week hoorden we Jezus reeds tegen deze mentaliteit reageren door te zeggen dat wie Hem wil volgen zijn kruis moeten opnemen. De tekst van deze zondag gaat daarop verder: Wie eerst wil zijn moet de laatste willen zijn en de dienaar van allen. En Hij nam een kind, plaatste het in hun midden, omarmde het en zei: wie een kind als dit in Mijn naam opneemt, neemt Mij op, en wie Mij opneemt, neemt Hem op die Mij gezonden heeft."
Het Aramese woord voor kind is hetzelfde als dienaar. Kind betekent hier: iemand, die onderaan de ladder staat, die zelf niet kan bestaan en op jou rekent om te leven. Indien je zo'n kind opneemt, neem je Christus zelf op. Het is dezelfde idee als op het einde van het evangelie van Matteüs: Ik had honger en je hebt mij te eten gegeven. Jezus heeft zichzelf helemaal geïdentificeerd met de kwetsbare en zwakke. Als Hij dan zijn kruis opneemt, neemt Hij als lijdende Dienaar het lot van deze groep mensen op zich en helpt het te dragen.
Tegenover de competitieve maatschappij waarbij het meestal ging om zichzelf en het verwerven van aanzien, poneert Jezus een heel andere identiteit: de eerste moet de laatste zijn. De leerling moet zijn kruis opnemen, wat betekent: het kruis, het onvermogen en de kwetsbaarheid dragen van degenen die weerloos de competitieve druk van de Joodse of ook Westerse maatschappij ondergaan. Om het met een beeld te zeggen: worden als een kind en het kind omhelzen en opnemen.

Jezus reikt een ander mensbeeld aan dan op dat ogenblik gangbaar was en wel in dubbel opzicht. De mens moet opnieuw onbevangen en open tegenover het leven leren staan, niet gecomplexeerd door achterdocht, winzucht en concurrentie. De nieuwe mens moet zo leren leven dat de kwaliteit van nederigheid zich van hem meester maakt. Op dat ogenblik is hij voor een tweede stap gereed om namelijk van binnenuit, met hart en ziel het lot van een ander te helpen dragen.
Nederigheid is in het Latijn humilitas. In het woord zit een ander woord humus, aarde. Nederig zijn is terugkeren naar de aarde, je ter aarde buigen en de nederigheid van de bloemen in het veld krijgen. Geduldig en stil worden zoals ook de aarde dat is ondanks het gewroet en het misbruik van mensen ondergaat. Deze visie was totaal anders dan de tijdsgeest waarin Jezus leefde.

En wat heeft het latere christendom ervan terecht gebracht? Vanaf het moment dat het werd gepromoveerd tot staatsgodsdienst was de nederigheid ver te zoeken. Misschien nog wel bij de individuele leden, maar niet meer bij de instelling. De kerk kreeg een ordenende en bewakende functie en ging op haar beurt mensen uitsluiten die rekenden op haar erkenning. Men ging zelfs onderdrukkende regeringsregimes in bescherming nemen, omdat men de wanorde vreesde en graag de macht behield.

De reactie van Nietzsche was niet verwonderlijk. Het christendom had zijn eigen God gedood en wat restte was een dogmatisch en moreel systeem dat onrecht deed aan de concrete werkelijkheid en de gekwetste mens. Zo kon gebeuren dat de lijdzame, zich voort-slepende kameel zijn identiteit afwierp en hij een revolterende leeuw werd, die niets of niemand boven zich duldde. De vraag voor Nietzsche en ook voor mij is hoe we de weg van het kind terugvinden. Door die vraag te stellen bracht hij de westerse mens niet alleen terug bij zijn eigenlijke levenskracht, maar deed hij ons ongewild weer oog krijgen voor de eigenlijke boodschap van het evangelie. (De fulminerende, atheïstische Nietzsche bleef volgens mij heel zijn leven een soort van religieuze profeet).

De Westerse mens en de Vlaming in het bijzonder is vastgelopen in een blind protest. Zijn creatieve krachten halen niet de overhand op het verlangen naar een ongestoord, luxueus leven. Wat overblijft is heel vaak een brullen in de leegte. Vandaar het belang om terug te keren naar deze eerste oproep van Jezus om te groeien tot een bescheiden mens en vanuit die bescheidenheid zich ten dienste te stellen, de ander de voeten te wassen en hem op te nemen. Op dat ogenblik neem je Christus zelf op en verrijs je op tot een nieuwe mens.