De vrede is klein (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

DE VREDE IS KLEIN

 

 

HOOGSTE TOREN

Ik had het geluk enkele weken geleden met vrienden nog eens in Toscane te mogen zijn. Natuurlijk bezochten we San Gimignano. Het stadje is beroemd omdat er in de dertiende eeuw veel rijke families woonden die elkaar te vuur en te zwaard probeerden te overtroeven. Uit die tijd zijn er 14 woontorens blijven staan. Ze zijn veel hoger dan de kerktoren van Voerendaal maar lijken daar overigens wel op. Een soort ‘weer-torens' zijn het om bij conflicten een veilige plek te zijn voor rijkdommen en familieleden. Het stadje zat vol toeristen uit de hele wereld. Ze lachten om het idee dat menselijke rivaliteit een wedstrijd was geworden in het bouwen van hoge torens in je achtertuin. Onderaan een toren woonde de wereldkampioen ijsjes maken. Het stond trots op de gevel. Rijen toeristen stonden voor zijn deur. Een paar panden verderop profiteerde een andere ijscoman van de drukte. Hij wilde ook de beste zijn. Tien fotograven maakten kiekjes van de wachtenden. Eentje ontvouwde een statief en monteerde er een telelens van 40 centimeter op. De anderen keken begerig toe. Zelf beklom ik de trappen van de hoogste torens en hoopte met de mooiste foto's thuis te komen.

 

LEKKERSTE IJSJE

Wij zijn allemaal een goed deel van onze tijd in een strijd verwikkeld wie de slimste, de snelste, de mooiste of de rijkste is; de eerlijkste of de sluwste. Aan die strijd hebben we ook onze welvaart te danken. Daarom leren we het concurreren ook aan onze kinderen. Jeffrey hing met zijn hele gewicht aan mamma's arm. Hij wilde niet meer verder. ‘Toe', zei mamma, ‘wees een grote jongen.' Ik verstond haar Italiaans niet, maar begreep dat ze zoiets gezegd moet hebben. En toen dat niet hielp kreeg de jongen het lekkerste ijsje van de wereld beloofd. Dat verstond ik ook niet, maar ik zag het gebeuren; het jengelen werd niet minder om.
Het is goed dat we leren om onszelf te overtreffen; de welvaart danken we er aan. Maar er is nog iets belangrijkers dat we moeten leren. Dat is om van het ijsje te genieten. Om de smaak te proeven. Om ook in de lagere toren gelukkig te zijn en lief te hebben. Om ook met het eenvoudige fototoestel ontroerende beelden te maken, om ook een boterham met kaas te genieten.

 

GELUKKIGSTE MENS

Weet u, waar ik wel eens bang voor ben? Onze grootouders en overgrootouders hadden het niet gemakkelijk. Er was veel armoede. Sommigen van ons herinneren zich dat van dichtbij. Die mensen hadden één levensdoel voor ogen. Ik hoor het de kinderen bij de begrafenis van hun ouders bijna altijd vertellen. ‘Pappa had één ideaal: zijn kinderen moesten het beter krijgen dan hij!' Tientallen jaren later, twee generaties verder: Nederland heeft een ongekende welvaart bereikt. We hebben werkelijk van alles te veel. Maar we gaan door met werken. We worden meegesleurd met de welvaart. Nog steeds moeten onze kinderen het beter krijgen dan wij het zelf hebben gehad. Hoe goed moet het worden? Wordt het niet tijd om hen te leren hoe ze met al die spullen gelukkig kunnen worden? Het lijkt wel of niemand het hun leert. Niemand weet meer hoe je dat doet, gelukkig worden en tevreden zijn, vrede hebben, dankbaar zijn.

 

KLEINSTE KIND

Jezus pakte er een kind bij. Petrus, Johannes en Jakobus hadden ruzie gehad onderweg. Ze hadden lopen kibbelen over wie de grootste was, wie het dichtst in de buurt van Jezus kwam, over wie de heilige teksten het best begreep en wie het meest door Jezus werd gewaardeerd. Ze hadden lopen pochen wie de hoogste toren was. Jezus zet een kind in hun midden. ‘Dit is de grootste! En alleen wie zich over die kleinste ontfermt is groot in de ogen van God.' Ze moesten het maar eens begrijpen. Jezus zelf immers zou ook niet de keizer naar de kroon steken. Zijn aardse bestaan zou eindigen aan het kruis.
Vrede stichten kan alleen de mens die vrede heeft. Die de kleinste medemens waardeert, de arbeider, de werkeloze, het kind, de zieke, de buitenlander, de vreemdeling, de asielzoeker. ‘Zalig die vrede stichten want zij worden kinderen van God genoemd.'

 

VOORSTE AUTO

Op de terugweg uit Italië haalde de ene na andere auto ons in. Grote, snelle wagens en zelf konden we er toch ook wat van! Iedereen wilde de eerste zijn. Iedereen wilde vooraan in de file rijden. Maar vooraan rijden..., dat lukte - moet ik u zeggen - alleen de langzaamste!

 

SAMMIE

Lieve kinderen. Sammie was een nieuwsgierige jongen. Hij leefde in een tijd waarin er nog geen televisie was en geen computer. Maar het land waar hij woonde was lekker warm. Je kon er altijd buiten spelen. Sammie ging hagedisjes zoeken en torren. Hij klom in de vijgenbomen en rende de mensen achterna. Vandaag had hij beet. Een groepje mannen kwam in de verte aan. Grote mannen. Misschien hadden ze iets lekkers bij zich. Misschien kon hij er iets van te pakken krijgen! Mannen uit een andere streek waren het. Geleerde mannen. Voorbijgangers groetten hen eerbiedig. Ze liepen druk te praten. Wat kwamen ze doen? Sammie kwam dichterbij. Hij probeerde ze te verstaan. Hij stelde zich voor dat hij ook zo groot was en zo gewichtig. Dat hij belangrijke dingen zou regelen, misschien wel voor de koning. En dat de mensen voor hem zouden buigen. Bij de waterput bleven ze staan. Sammie verschool zich achter het muurtje. Daar kwam nog iemand aan. Die was nog belangrijker. Want de anderen hielden op met praten en knikten beleefd. ‘Zo?', vroeg de man vriendelijk en toch dwingend. ‘Hebben jullie ruzie gehad?' Sammie dook verder weg met zijn hoofd. Maar het was al te laat. De man had hem bij zijn haren gegrepen en naar voren getrokken. ‘Kijk eens naar deze jongen. Daar kunnen jullie wat van leren.' Sammie kreeg een vuurrood hoofd. Iedereen keek naar hem. Hij snapte er helemaal niks van!