24° Zondag B (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden
U weet, dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk; U weet: Je moet in deze wereld erg óppassen met wat je zegt over de profeet Mohammed. Voordat je het weet hang je. Letterlijk. Theo van Gogh heeft het geweten. In deze wereld, in de onze wél tenminste, mag je daarentegen alles over Jezus Christus zeggen. Over Hem nemen de mensen geen blad voor de mond. En ik denk: dat is ook een goede zaak. In tegenstelling tot veel moslims in verband met Mohammed kunnen wij, de christenen; wij kunnen ook áán wat mensen allemaal over Jezus zeggen. Ik denk: dat is een teken van de kracht van óns geloof 'in God-op-de-manier-van-Jezus' als wij dat aankunnen. Jezus nodigt mensen, ons, er nota bene zelf toe uit om uit te spreken wat wij van Hem vinden, wat wij over Hem denken. "Wie zeggen de mensen dat ik ben?"

"Jezus komt uit de verhalen naar voren als een narcistisch, theatraal mannetje met grootheidswaan" las ik laatst ergens in een boek.[1] Ja, dat kun je denken en dat mag je bij ons ook uitspreken. Wij kunnen dat hebben. En wij kunnen zulke woorden herhalen, zelfs binnen de heilige ruimte van God, van Jezus, van beider Geest, hier, binnen het kerkgebouw. Daar blijven wij heel rustig bij. "Wie zeggen de mensen dat ik ben?" "Een narcistisch, theatraal mannetje met grootheidswaan" zegt Theo van den Bogaard, filosoof van opleiding, schrijvend voor De groene Amsterdammer en hier in Amsterdam directeur van een impressariaat voor klassieke musici. "Wie zeggen de mensen dat ik ben?" Dat antwoord van die Theo is heel grof en staat mijlenver af van wat Jezus' leerlingen in het Marcus-evangelie naar voren brengen 'dat men van Hem zegt': "Johannes de Doper", "Elia", "één van de profeten" wordt daar gesuggereerd door 'de mensen.' Dat is 'warm' zou je kunnen zeggen. Wat die Theo van den Bogaard zegt is daarbij vergeleken heel koud. Maar goed... je mag het denken en ook zeggen... "En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?" vraagt Jezus dan aan Zijn leerlingen. En over de afstand van die vele eeuwen wordt dan ieder van ons persoonlijk vanuit het boek rechtstreeks méé aangesproken. De woorden, de vraag komt los van het papier, ze klinken hier uit mijn mond en u en ik worden uitgenodigd en uitgedaagd om een eigen antwoord op die vraag te geven. Ja, wat vinden wij, wat vindt u, wat vind jij, wat vind ik van Hem. Wie denk jij, wie denk ik, dat Hij is?

"U bent de Messias," zegt Petrus. 'Messias' dat betekent 'Gezalfde' en is een titel die in de bijbel eerder is gebruikt voor de koningen van Israël, maar die in de loop van de tijd, reeds in Jezus' dagen en in het Jodendom tot op de huidige dag als het ware een 'zoekplaatje' is geworden voor de mens in wie de God van Israël komt aan het eind van de tijd en met wie Gods Koninkrijk aanbreekt. Wonderlijk genoeg verbiedt Jezus aan Zijn leerlingen om "met iemand over Hem te spreken." En vervolgens vertelt Hij aan Zijn leerlingen "ronduit", zo staat er, wat met Hem zal gaan en ook moet gebeuren: "veel lijden", "verworpen worden", "ter dood gebracht" en "na drie dagen opstaan." En Petrus gaat Hem, gaat Jezus, dan vervolgens "de les lezen" zo staat er. En Jezus berispt dan vervolgens Petrus: "Weg daar, achter Mij, satan." Dat woord 'satan' betekent in de bijbel "de tegenstander of aanklager bij het gerecht". Het begrip ontwikkelde zich tot "de beproever" van de mensen. In die zin komen we de satan tegen in het bijbelboek Job.[2] Langzamerhand ontwikkelde zich het idee van de satan als vijand van God.[3] "Jouw gedachten zijn niet Gods gedachten, maar die van mensen" zegt Jezus tegen Petrus.

Bij die woorden moet ik denken aan Jotika Hermsen, een dierbare vriendin van mij mag ik zeggen. Geboren in 1932 en toen Joke genoemd, trad zij op haar 21ste in bij de zusters Franciscanessen van Denekamp en ging zij vierentwintig jaar lang door het leven als zuster Marie-Louise. In 1977 trad zij uit het klooster. Later maakte zij kennis met het boeddhisme en met name met de boeddhistische meditatie en werd zij een boeddhistische non. Zij kreeg de naam Jotika en werd meditatie-lerares. Afgelopen 9 september zond de Boeddhistische Omroep Stichting een televisie-documentaire uit over haar leven en werken.[4] En daarin zegt zij op een gegeven moment: "Ik heb eens ergens gelezen: Je moet de dhamma niet naar het niveau van de mensen brengen, maar je moet de mensen naar het niveau van de dhamma brengen." In het boeddhisme is dhamma, "de weergave van dat wat er werkelijk is" en als zodanig 'de leer van de boeddha'. In de zogenaamde Pali-canon wordt erover gezegd (ik zal de volgende woorden heel rustig uitspreken): "Waarneembaar in het hier en nu, tijdloos, aanmoedigend tot onderzoek, voorwaarts leidend, door de wijzen zelf te ervaren." Van daar uit betekent het ook, ik citeer opnieuw: "Het vermijden van al het foute gedrag, het ondernemen van het goede, en het ontwikkelen van je eigen geest."[5] Zoiets betekent dus dhamma. En de wijze Jotika zegt daarover dus: "Je moet de dhamma niet naar het niveau van de mensen brengen, maar je moet de mensen brengen naar het niveau van de dhamma." Hoort u de parallel met wat Jezus in het evangelie van deze zondag zegt tegen Petrus? "Jouw gedachten zijn niet Gods gedachten." Om als mens tot de volle ontplooiing van je wezen en tot je bestemming te komen, veelgeliefden, moeten wij ons niet laten leiden door onze eigen impulsen en gedachten, maar door wat in het boeddhisme 'de dhamma' heet en door wat in onze geloofstraditie wordt genoemd 'Gods gedachten'.

Wij vinden deze gedachte ook terug in het idee van de zogenaamde veritas horarum van onze katholieke liturgie. Veritas horarum dat houdt in: Bidden doe je niet alleen 'als je er behoefte aan hebt', 'als je er zin in hebt', 'als je er tijd voor hebt', maar bidden dat doe je als het enigzins kan, naar vermogen, bij voorkeur op het tijdstip dat God zelf in Zijn wijsheid heeft vastgesteld: als het dag wordt en weer avond, op de avond van Witte Donderdag, op Goede Vrijdag om drie uur 's middags, in de nacht van Pasen en Kerstmis én op 'de eerste dag van de week', op de zondagmorgen – dan vieren wij Christus' verrijzenis. Veritas horarum dat is: bidden, liturgie vieren 'op het echte, het ware, het vastgestelde uur'.

Lijden, verworpen worden, ter dood gebracht worden, opstaan. Waarom moet dat met Jezus gebeuren veelgeliefden? Jezus luistert naar God! In de eerste lezing vandaag, uit het boek van de profeet Jesaja, daarin hoorden wij "De Heer heeft mijn oor geopend en ik heb mij niet verweerd, ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing. De Heer God staat mij bij." Dat laatste veelgeliefden, dat laatste... In onze Jesaja-lezing vandaag wordt het maar liefst driemaal herhaald. "De Heer God staat mij bij." En: "Hij die mij vrijspreekt is dichtbij." God is het omgekeerde dus van satan. Satan klaagt aan en beproeft. Maar God spreekt vrij en geeft kracht om alles wat het leven brengt om daar goed doorheen te komen. "Wie een waarom heeft om voor te leven, kan bijna elk hoe verdragen" – een uitspraak van de Joods-Oostenrijkse psycholoog Viktor Frankl (1905-1997).[6] Hij kon het weten want hij overleefde Auschwitz. Hij en zijn medegevangen konden wel min of meer leven met te weinig eten, te weinig slaap, gebrek aan warmte en veiligheid. Maar op het moment dat mensen de zin van hun leven niet meer konden zien, de zin van hun lijden niet konden ervaren, dan kon het snel afgelopen zijn zo observeerde Frankl. "Wie een waarom heeft om voor te leven, kan bijna elk hoe verdragen." Voor ons veelgeliefden is en geeft onze God inhoud aan elk 'waarom?' God, altijd aanwezig, altijd aanspreekbaar. Denk aan wat wij hoorden vandaag in de 116e psalm: "De Heer heb ik lief, want Hij luistert, Hij hoort mijn smekende stem; Hij heeft mij aandacht geschonken, telkens als ik tot Hem riep." Wie bidt kan dat ervaren, wie bidt ervaart: 'ik word vastgehouden', ook in de meest ellendige omstandigheden. Dus vandaar dat lijden, dat verworpen worden, dat ter dood gebracht worden van Jezus. Dat moet omdat Hij, onze God, ons in Jezus wil leren en toerusten voor alles wat het leven óns kan aandoen. Dat is belangrijk, voor elk van ons. Want het gaat gebeuren. In het leven van elk van ons wordt het Goede Vrijdag. Jezus weet zich met het oog daar op, met het oog op elk van ons Gods instrument. Hij is de Gezalfde. Hij laat met zich doen. - En Theo van den Bogaard durft Jezus "een narcistisch, theatraal mannetje met grootheidswanen" te noemen. Ach ja. "Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen" zegt Jezus als Hij aan het kruis hangt.[7] De mensen weten niet wat ze doen. En ze weten niet wat ze zeggen. Theo van den Bogaard! Je weet niet waar je het over hebt. Je weet niet over wíe je het hebt. Je praat als een kip zonder kop. Ga je mond wassen.

Mogen wij het wél weten veelgeliefden. En mogen wij het vooral ook dóen. Want als geloof zich niet uit in daden, dan is het dood zo hoorden wij vandaag in de brief van Jakobus. Dat ons geloof elk van ons dragen mag en ons maken mag tot liefderijke mensen, tot mensen die innerlijk standhouden, ook als zij worden geslagen, beschimpt en bespuwd, als zij lijden en worden verworpen en als zij sterven, zoals Jezus zelf, zoals Theo van Gogh of de Amerikaanse ambassadeur in Libië de afgelopen week en velen nog altijd in Syrië of Jan Fenger afgelopen week in het zorgcentrum 'De Gooijer' in Amsterdam-Oost. De dokter diende hem, ongevraagd eigenlijk, een middel Dormicum toe en liet hem de-hydrateren (met andere woorden: hij kreeg geen vocht meer) en zelf bad hij de rozenkrans en toen hij dat niet meer kon hebben wij dat bidden vóór hem gedaan. Dat Jan en Theo, dat de ambassadeur en de Syriërs met Jezus mogen opstaan omdat zij wisten waarvoor zij leefden, omdat wij weten dat God is en wij ons steeds op Hem mogen richten die luistert en die wij liefhebben. Amen.