Zijn consequenties: elkaar beminnen

De manier waarop een vraag gesteld wordt, kan een zeer groot verschil maken.

“Wie denkt ge wel dat IK bén?” zou Jezus op een wat hautaine toon kunnen zeggen. Besef je wel wie hier voor u staat?

Of “Wíé zegt ge?”, met een ondertoon van “hoe durven ze!”



Maar blijkbaar worden de vragen door Jezus niet zo tendentieus gesteld. Zijn toon lijkt veeleer op die van een rustige enquête. “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” of “Wie zegt gij dat ik ben?” zijn simpele vragen, waarop wel honderd verschillende antwoorden kunnen volgen.



“Wie zeggen de anderen dat ik ben?” vraagt Jezus eerst.

De antwoorden variëren een beetje, maar geven wel een beeld van wat de grote omgeving over Jezus denkt: wél “een” profeet, maar niet de grote figuur waarop iedereen in Israël zit te wachten.



Daarna vraagt Hij: "Wie zegt gij dat Ik ben?"

Waarom stelt Jezus eigenlijk die vraag? Is dit een soort verkiezingspoll om te vernemen hoe Hij er voor staat? Of is het eerder een suggestieve vraag om te kunnen vertellen waar Hij voor staat, wat zijn opdracht is?



Deze vraag, gericht aan zijn leerlingen, is eigenlijk heel anders. Het lijkt wel of Jezus zegt: “mijn beste apostelen, wij trekken nu al meer dan een jaar samen op. Ik heb jullie voorgedaan hoe je met mensen kan omgaan. Wat heb je daarvan onthouden? Wat heb je daaruit geleerd?

Beschrijf dan eens, met enkele woorden, wie Ik (voor jullie) ben. Wat Ik voor jullie kan betekenen. Vertel dan eens wat je met mijn boodschap van plan bent. 

Die vraag kwam helemaal onverwacht. Zij hebben geen hapklaar antwoord klaar. Zij staan met hun mond vol tanden. Gelukkig maar dat Jezus geen punten geeft op de antwoorden die hij krijgt …

Er volgt maar één antwoord, dat van Petrus: “Gij zijt de Christus, Gij zijt de Messias”.

Ook al ziet dat er voor ons correct uit, het lijkt wel of Petrus de titel van het volgende hoofdstuk is gaan lezen, zonder het lopende hoofdstuk helemaal uit te lezen.

Zijn antwoord valt bij Jezus niet erg in de smaak. Vooral niet als Die even later verteld dat de Mensenzoon (want zo noemt Jezus zichzelf) veel zal moeten lijden en door de leiding van het volk verworpen zal worden. Dan valt Petrus door de mand. Die consequentie stond niet op zijn spiekbriefje.



Stel je even twee mensen voor die in honderd gebaren en twintig talen tegen elkaar zeggen: “ik hou van je, jij bent de liefste, jij bent de mooiste”. Dan is de volgende stap: “ik wil overal met jou naartoe, ik wil je overal volgen”. Daarna is het consequente vervolg: “ik wil alles met je delen, wat er ook mag gebeuren”.



Als wij bij de verkiezingen, op basis van het kiespropaganda of andere beloften, onze stem willen geven aan een kandidaat, eventueel aan een partij, dan is het consequente gevolg van die belofte, dat die kandidaat of die partij gedurende de volgende jaren probeert om waar te maken wat er beloofd werd.



Wat Petrus doet, gelijkt op wat wij dikwijls doen bij de verkiezingen: hij geeft aan Jezus zijn hele voorkeurstem. Maar dan met als opdracht: haal Jij nu maar de kastanjes voor ons uit het vuur. Wij zullen wel toekijken wat Je er van terecht brengt.

Jezus hééft een héél goed programma. Hij wil dus wel op een lijst gaan staan. Meer zelfs. Hij is bereid om zijn nek uit te steken voor alle beoogde doelstellingen. Maar Jezus weigert om zomaar de kop van jut te zijn. Hij wil niet op een lijst gaan staan met als opschrift “de Messias”, een vlag die in die tijd een héél andere lading dekte.

En Hij verwacht ook dat Petrus achter hem komt staan en volgt. Figuurlijk én letterlijk. Op dezelfde lijst en met dezelfde consequenties. Niet als “satan” (wat zoveel betekent als tegenstander of dwarsligger), maar als medestander, als opvolger, als volge-ling.

En met “volgen” bedoelt Jezus het héle plaatje, alles erop en eraan, de consequenties. Zelfs tot de dood aan het kruis.



Als Jezus ook aan ons vraagt "Wie zegt gij dat Ik ben?"

Is ons antwoord dan, net als bij Petrus, een dood-doener om er ons vanaf te maken? Of mag Hij erop rekenen dat wij er ook de consequenties bijnemen. En daarmee bedoel ik niet letterlijk de dood aan het kruis. Maar wel met de aandacht, de liefde voor de kleine mens, zonder compromis.

Ook al wordt het dan voor onszelf minder comfortabel. God heeft mensen aan mensen toevertrouwd, op Zijn consequentie: dat ze elkaar liefhebben.