Advocaat van de armen

De brief van Jacobus verdient het beslist dat wij er een tweede maal aandacht aan besteden. De auteur verkondigt een op daden gericht christen-zijn. Het geloof drukt zich uit in het gebod van de liefde, vooral ten overstaan van de armen.

Geen woorden maar daden. Een zin, passend in verkiezingstijd waarin zo veel wordt beloofd. Mensen zijn meer gericht op het doen dan op het denken. Wij durven wel eens denken dat het minder aankomt op het geloof dan op de ethiek. Jacobus komt echter op voor een geloof, dat zich uit in daden.

De kerk is geen internationale welzijnsorganisatie. Maar het geloof helpt om heil en genezing te vinden. Het werkt om de mensen in hun waardigheid te erkennen. We pleiten voor de waardigheid van elke mens en onderstrepen de voorkeursoptie voor de armen (Medellín).

Zorg voor integrale ontwikkeling

“Uit ons geloof in Christus die arm is geworden en altijd de armen en de buitengeslotenen nabij is, vloeit de zorg voort voor de integrale ontwikkeling van degenen die in de maatschappij het meest aan hun lot worden overgelaten” (Paus Franciscus in Evangelii gaudium, 186). En dat paus Franciscus deze zorg voor de armen steeds voor ogen heeft, is gebleken van bij zijn pauskeuze en is sindsdien zowel met woorden als daden bewezen.

Dragers van hoop

In de audiëntie van 27 september 2017 noemde de paus de armen de dragers van hoop. “Hoop is niet de deugd van mensen met een volle maag. Dat is de reden waarom altijd al de armen de belangrijkste dragers van de hoop zijn. In die zin mogen we zeggen dat de armen, ook de bedelaars, de hoofdrolspelers van de Geschiedenis zijn. Om naar de wereld te kunnen komen heeft God hen nodig gehad: Jozef en Maria, de herders van Bethlehem. In de nacht van de eerste Kerstmis was er een wereld die sliep, neergevlijd in talloze verworven zekerheden. Maar in het verborgene bereidden de nederigen de revolutie van de goedheid voor. Ze waren arm op alle gebied, sommigen kwamen nauwelijks over de drempel van de overleving maar ze bezaten het kostbaarste bezit op aarde, namelijk: de wil om te veranderen.”

Tegen discriminatie

De inzet voor de armen en voor een solidaire wereld hoort bij de boodschap van de christen. Op dit gebied interpelleert de schrijver van de Jacobusbrief ons tot op vandaag. Hij klaagt de discriminatie aan, waar de armen slachtoffer van zijn. Partijdigheid voor de rijken leidt tot de uitsluiting van de armen. Hij acht het helemaal in strijd met de waardigheid die elke mens toekomt in het licht van de heerlijkheid van Christus. Het is met de ogen van Christus dat wij naar mekaar moeten kijken. Het is met zijn hart, zijn handen en voeten dat wij naar hen moeten toegaan.

De schrijver van de Jacobusbrief is heel concreet. Hij start met een eenvoudig voorbeeld, waarin maar al te veel discriminatie steekt tegenover de armen (Jac. 2,1-5). Het gaat over het onthaal van de rijke en de arme. De meeste van de gemeenten tot wie hij zich richt, waren eerder arm. De rijke wordt begroet, de arme genegeerd. Hij noemt dit een kwaadaardige discriminatie. Welke plaats en aandacht krijgt de arme in onze bijeenkomsten? Hoe zijn onze kerkdiensten? Hoe zijn deze samengesteld? Wie is er? Een kerk van de middenklasse? Kan een arme er binnen? Wie begroeten wij, wie geven we een handdruk? De ene krijgt een zitplaats, de arme mag achteraan gaan staan. Welke aandacht besteden wij bij wat wij inrichten aan jongeren, aan mensen met een beperking, aan de armen? Hoe kunnen zij ervaren dat de kerk ruimte wil geven aan elke mens?

Geloof uit zich in daden

Jacobus komt met een tweede voorbeeld, waar we de armen met een kluitje in het riet sturen (Jac. 2,15). We zien iets ven hun nood, maar voorzien niets in hun stoffelijke nood. Met beloften en schone woorden kunnen we de armoede niet bestrijden. Hoe verhouden we ons tegenover de arme, de bedelaar in de metro, de vrouw met de uitgestoken bij de ingang van de kerk, de bedelaars in de gang van het station naar de metro? Hoe staan we tegen de verdoken armoede? In kansarme gezinnen kunnen jongeren hun talenten niet ontwikkelen. Samen tegen armoede is een actie van Welzijnszorg. Deze en andere organisaties maken ons bewust dat een op zeven de eindmeet niet behaalt. Poverello, Kamiano, De Tinten, Regenboogkerk, deze en andere initiatieven hebben vrienden bij de armen.

In Gent en Oostende werkt de Beweging van Mensen met een Laag Inkomen en Kinderen. Ze heeft gemeenschappelijke doelstellingen met de Internationale Beweging ATD Vierde Wereld. Lieve De Cleen van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria was vrijwilligster bij deze beweging. Ze schreef het boek Butagas, blauwe vuilzakken en ‘Du’ van Peter Maffay. Haar boek met deze verrassende titel gaat over armoede. Het is een ervaringsverhaal ontstaan vanuit haar regelmatig contact, gespreid over twintig jaar, met een gezin in armoede. Zij geeft vooral het woord aan Kristien en Rudy, over hun boetes en schulden, over hun angst dat de kinderen hun worden onttrokken en op een ander geplaatst. Zij leidt de lezer naar ‘de binnenkant’ van de armoede en laat aan Rudy de kans om zijn opgekropte woede te uiten omdat er te veel over de vloer komen die zeggen wat ze moeten doen. Het is een vraag uit de hulpverlening: “Hoe kan het respect voor vrijheid en het gunnen van vertrouwen samengaan met de zorg van mensen voor het gezin?” Burgermeester Termont en bisschop van Looy schreven samen het inleidingswoord. Ze raden het boek sterk aan “voor wie wil leren van de ervaringen en de vechtlust van mensen die leven in armoede, om nadien zelf actie te ondernemen tegen armoede.”

Slagen we er in om met de ogen van de armen de wereld te bekijken, waar zij van uitgesloten zijn? Hoe oordelen zij over de evenementen bij de rijken en welstellenden. Hoe beoordelen, ze tijdens het WK in Rusland de miljarden kost die het gastland heeft gemaakt voor koning voetbal. Wat denken zij van de uitgaven voor een prinselijk huwelijk in Groot-Brittannie en de vele verspillingen die zij en wij dagelijks vaststellen?

De kreten van de oogsters

Jacobus heeft nog een derde keer de armen voor ogen en dit is wanneer hij kijkt naar de opgepotte goederen van de rijken (Jac. 4,13-5,6). Het oordeel van God over rijken is hard. Jacobus heeft het over grootgrondgbezitters en over de houding van rijke boeren tegenover hun arbeiders en dagloners. Hij brengt ons in de sfeer van het Palestijnse platteland. Jacobus reageert vooral tegen hen die zich te koste van de arme verrijkt hebben. Ze hebben het loon ingehouden, gestolen. De verschillen tussen arm en rijk zijn heel groot. We beseffen het niet dat onze welstand deels te danken is aan het zweet en het werk van mensen die onderbetaald worden. Op wereldvlak zijn de tegenstelling tussen rijk en arm toegenomen.

Voor de eerste werelddag van de armen in 2017 schreef paus Franciscus in zijn boodschap: „Wij kennen de grote moeilijkheid die in de hedendaagse wereld naar voren komt om duidelijk de armoede te identificeren. En toch, zij stelt ons iedere dag vragen in duizenden gezichten, waarop we kunnen aflezen: leed, marginalisering, onderdrukking, geweld, martelingen en gevangenschap, oorlog, beroving van vrijheid en waardigheid, onwetendheid en analfabetisme, een noodsituatie op het gebied van de gezondheidszorg en het gebrek aan werk, mensenhandel en vormen van slavernij, ballingschap en ellende, gedwongen migratie. Armoede heeft het gezicht van vrouwen, mannen en kinderen die voor laaghartige belangen worden uitgebuit, vertrapt door de perverse logica van de macht en het geld. Wat voor een meedogenloze en eindeloze lijst is men gedwongen samen te stellen als het gaat om de armoede als vrucht van maatschappelijk onrecht, van morele ellende, van de hebzucht van weinigen en de algemeen geworden onverschilligheid!”

Grote kloven

De paus gaat verder en schrijft: “Terwijl wij in onze dagen steeds meer de onbeschaamde rijkdom zien die zich opstapelt in de handen van enkele bevoorrechten, en die vaak gepaard gaat met illegaliteit en krenkende uitbuiting van de menselijke waardigheid, zien we helaas de aanstootgevende verbreiding van de armoede in heel de wereld in grote sectoren van de maatschappij. Ten opzichte van dit scenario kan men niet werkeloos blijven en nog minder hierin berusten. Het is nodig om met een nieuwe visie te antwoorden op de armoede die de ondernemingsgeest van zoveel jongeren belemmert en hen verhindert werk te vinden, op de armoede die de zin voor verantwoordelijkheid afstompt en ertoe leidt de voorkeur te geven aan afschuiven en het zoeken naar privileges, op de armoede die de gemeenschappelijke bronnen vergiftigt en de ruimte voor professionaliteit beperkt en zo afbreuk doet aan de verdienste van wie werkt en produceert.”

Jacobus heeft een duidelijke keuze gemaakt voor de armen. Dit doet hij omdat hij overtuigd is dat God zelf voor de armen heeft gekozen. Jezus is arm geworden en heeft voor de armen gekozen. Daarom stelt Jacobus in zijn schrijven deze oratorische vraag: “Luister geliefde broeders en zusters heeft God niet juist hen die naar de wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te worden in het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat hij heeft beloofd aan hen die hem liefhebben?” (Jac. 2,5).

Van jullie is het koninkrijk Gods

Jacobus kent de zaligsprekingen en nog het best de versie van Lucas. Deze evangelist heeft naast de zaligspreking tot de armen dit harde woord aan het adres van de rijken: “Wee u rijken, je hebt je troost reeds ontvangen” (Lc. 6,24).

De brief van Jacobus blijft tot op vandaag uiterst actueel. Zo besluit L Floor zijn commentaar op de brief van Jacobus. “De geloofshouding tot God moet gestalte krijgen in een dienstvaardige houding ten opzichte van de medemens. Een gemeente die zó spreekt en zó handelt (Jac. 2,12) zoals Jacobus die onder de leiding van de Heilige Geest aangegeven heeft, zal geestelijk groeien. En ieder gelovige die in praktijk brengt wat Jacobus als broeder aan medebroeders geschreven heeft, zal in zijn persoonlijk leven daar de, geestelijke vrucht van plukken.” (L. Floor, op. cit., p. 194).