21e zondag door het jaar B - 2024

Zusters en broeders,

Veel van Jezus’ leerlingen hebben het zo moeilijk met zijn woorden dat Hij het levende brood is dat uit de hemel is neergedaald, dat ze in Hem moeten geloven en moeten leven naar zijn boodschap van liefde en vrede, dat ze Hem niet langer willen volgen. Daarop vraagt Jezus aan zijn apostelen: ‘Wilt ook gij soms weggaan’? Opvallend daarbij is dat Hij geen enkele moeite doet om druk op hen uit te oefenen. Het is aan hen, en alleen aan hen, om te beslissen of ze Hem willen blijven volgen of niet. En daarmee weten we met zekerheid dat geloven geen dwangmatige plicht is die ons door God wordt opgelegd, maar een vrije keuze. Misschien wel de belangrijkste keuze die we in ons leven moeten maken.

Immers, keuzes maken gebeurt zo veelvuldig dat we er ons misschien niet eens van bewust zijn dat die keuzes ons leven dikwijls echt bepalen. Het begon al in onze kindertijd met vragen als ‘Wat word ik later? Wat ga ik doen? Studeren of niet studeren?’ En als we gekozen hadden, moesten we de richting nog bepalen: ‘Wat studeer ik? Wat wil ik worden?’ Eens volwassen worden de keuzes pas echt beslissend, want ze zoeken een antwoord op vragen als ‘Wie wordt mijn man / mijn vrouw? Willen de kinderen of niet? En hoeveel kinderen willen we? Verander ik van werk of niet? Verhuizen we of niet? Blijven we bij elkaar of scheiden we?’

Eindeloos veel keuzes moeten we dus maken, veel meer dan vroeger het geval was. Want vandaag veranderen de wereld en de maatschappij elke dag, en zijn er heel andere waarden dan vroeger. Zo anders dat we er soms moe van worden, en dat we geen uitkomst meer zien, omdat we echt niet weten wat we moeten kiezen. Maar we moeten kiezen, want anders blijven we achter, zijn we ouderwets, zijn we niet meer van deze tijd, en dat wil toch niemand, want iedereen wil jong blijven.

Het is dus niet verwonderlijk dat Jezus ook aan ons vraagt of ook wij misschien willen weggaan. Of ook wij Hem de rug willen toekeren, zoals zoveel leerlingen dat deden, en zoals nog veel meer mensen dat vandaag doen. Het zou goed zijn als we ons in ons antwoord aan Petrus zouden spiegelen. Hij zei: ‘Heer, naar wie zouden we gaan?’ Want alleen Jezus, alleen God  kan ons de moed geven om vol te houden, ook in moeilijke tijden. Om ons best te doen om goed te zijn voor elkaar en voor anderen. Om niet op te geven wanneer alles tegenzit. Het zou ook goed zijn als we dat ook tegen onze partner, onze ouders, onze kinderen en kleinkinderen, onze gemeenschap, onze wereld zouden zeggen: Naar wie zouden we gaan? Als alle mensen dat zouden zeggen, en er ook zouden naar leven: hoeveel hartelijker zou de maatschappij, zou de wereld dan worden! Geen oorlog meer, geen geweld meer, geen onderdrukking meer. Alleen maar liefde en vrede. Wat een weelde, wat een heerlijk leven zou dat zijn. Een leven dat we ons spijtig genoeg zelfs niet meer kunnen voorstellen, want we zien vooral het tegenbeeld van zo’n heerlijke wereld, en dat is een wereld van oorlog in plaats van vrede, van haat in plaats van liefde, van geweld in plaats van hulpvaardigheid.

Zusters en broeders, het zijn zo’n mooie woorden van Petrus: ‘Heer, naar wie zouden wij gaan? Gij alleen hebt woorden van eeuwig leven.’ En dat eeuwig leven is een leven van liefde en vrede. Een leven dat de mens en de wereld voor eeuwig gelukkig maakt. Laten we dus meegaan met Petrus: Jezus, God tegemoet. Amen.