In Geest en Waarheid (2005)

Het cordon sanitaire is geen uitvinding van Vlaamse politici.
De joden hebben er in Jezus' tijd al een getrokken rond de streek waar de Samaritanen woonden. Voor rechtgeaarde joden waren de Samaritanen ketters met wie ze elke omgang vermeden.
Maar Jezus stapte daar overheen.
Op weg naar Galilea trok hij dwars door Samaria. Hij brak door een tweede taboe heen toen hij bij de bron van Jakob een gesprek aanknoopte met een vrouw.
En dan de uitkomst van het gesprek!
Die vrouw werd de ambassadeur van Jezus, zijn eerste echte apostel, en nog wel bij de ketterse Samaritanen.

Verhalen in het Johannesevangelie lees je het best twee keren. De sleutelwoorden hebben vaak een dubbele bodem die je moet ontdekken en er treden onverwachte wendingen op die je het verhaal anders doen lezen.
Het verhaal over Jezus die bij de Jakobsbron zat te rusten begint al met een verrassing. Welke vrouw komt rond het middaguur, op het heetst van de dag, water uit de bron putten?

Water is hier een sleutelwoord. De bron is niet zomaar een bron. Ze vloeit "dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef heeft gegeven". Wie naar die bron komt, komt als het ware naar de plaats van oorsprong van het joodse volk om daar het "levende water", het water voor zijn leven te putten. Jezus zei dat ook aan de vrouw. In een verrassende wending van het verhaal keert hij de rollen om. Als ze wist wie het was die haar te drinken vroeg, zou zij het hèm vragen en hij zou haar het levende water geven. Dat vroeg ze hem dan ook. Nieuwe wending in het verhaal: Jezus vroeg naar haar man. Bij een eerste lezing lijkt ze een vrouw van niet onbesproken zeden. Ze had geen man, zei ze, maar Jezus merkt op dat ze al vijf mannen heeft gehad en dat de zesde inderdaad niet haar man is. Een tweede lezing ontdekt wat de evangelist eigenlijk wil zeggen. Hij wil Jezus niet voorstellen als een helderziende. Over zijn hoofd spreekt hij zijn lezers aan, en dat zijn wij nu ook. We gaan het bij verkeerde goden zoeken, de een na de andere. De god van het geld, de god van het vermaak en de gemakkelijke genietingen. En de vraag is of onze feitelijke godsdienst dienst aan de ware God is.

De vrouw bleek Jezus juist begrepen te hebben. Ze daagde hem uit. Moeten wij dan onszelf verloochenen door onze aloude gebedsplaats op te geven, vroeg ze hem, omdat volgens jullie de enige juiste gebedsplaats Jeruzalem is? Weer een verrassing: dat doet er niet toe, antwoordde Jezus. Welke gebedsplaats ook, een heilige berg of een tempel, uiteindelijk heeft het geen belang. God is geest, en er komt een tijd dat we hem zullen aanbidden in geest en waarheid, waar dan ook. En dan volgde voor de vrouw de verrassing van haar leven. Als het waar is wat die man hier beweert, is hij misschien wel de messias die wij verwachten! En ze liep snel naar de stad om het aan de mensen te gaan vertellen.

Wie het evangelie van Jezus en de Samaritaanse vrouw met schoongewassen gelovige oren beluistert, zal de betekenis vatten die achter de sleutelwoorden zit en weinig moeite hebben om ze te actualiseren.
God is geest, niet te vatten in door mensen gemaakte definities en aan geen enkele plaats gebonden. Hij laat zich overal vinden waar mensen hem 'in geest en waarheid' vereren. Geen berg of tempel, geen kerk, geen volk of religieuze groepering heeft het monopolie van zijn aanwezigheid. Heeft trouwens ook Jezus niet gezegd: "Waar er twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun midden" (Matteüs 18,20)? Bergen, tempels en kerken kunnen we niet missen, want we zijn nu eenmaal mensen, maar ze hebben slechts een relatief belang.
Ook in hedendaagse oren blijft het als een verrassing klinken dat het uitgerekend een vrouw was die als 'ambassadeur' van Jezus, de eerste apostel in de volle zin van het woord, is opgetreden. Haar initiatief lag aan de basis van het feit dat bij veel Samaritanen de gelovige zekerheid is doorgebroken dat Jezus niemand minder was dan 'de redder van de wereld'. Waarom zouden er vandaag niet zulke Samaritaanse vrouwen kunnen zijn die zich door het evangelie laten verrassen, in die mate dat zij er zonder zich van taboes, kerkelijke of andere, veel aan te trekken bij anderen gaan van getuigen? Die anderen kunnen ook Samaritanen zijn: mensen met wie weldenkend genoemde gelovigen liever niets te maken hebben.
Toen Jezus sprak over het levende water dat eens en voorgoed de dorst lest, doelde hij op de Geest van God die hij zou geven. Wie door die Geest wordt aangestoken en erin ondergedompeld, wordt zelf een bron van levend water. Hij of zij kan de Geest aan anderen doorgeven. Zo worden mensen in staat om voor elkaar en voor vele anderen reinigend, lavend en verkwikkend te werken en elkaar tot waarachtig leven te wekken.
Toen het de Samaritaanse vrouw duidelijk werd wie het was die tot haar sprak, liet ze haar waterkruik bij de oude bron achter. Dat doet de vraag rijzen welke kruiken christenen vandaag achter zich moeten laten om helemaal volgens de geest van het evangelie te leven.

Er komt een tijd, zei Jezus, dat de ware aanbidders God zullen aanbidden in geest en waarheid. Die tijd begon al te komen toen hij dit zei. Maar is hij vandaag voor ons al helemaal gekomen? Er staan nog muren tussen veel tempels en kerken die moeten verdwijnen opdat er in geest en waarheid kan gebeden worden door de ware aanbidders waar God, hun gemeenschappelijke vader, naar uitkijkt.