Pinksteren A (2008)

 

Ik geloof in de Heilige Geest. We bidden het zo aanstonds in onze geloofsbelijdenis. Met Pinksteren mogen we bijzonder stilstaan bij die woorden, want immers, op deze dag vieren we dat de H. Geest aan ons, de Kerk, is gegeven. Wat belijden wij, als wij zeggen: Ik geloof in de heilige Geest? Belijden we abstract en onbegrijpelijk, dat de H. Geest één van de drie Personen van de H. Drievuldigheid is? Dat ook. De hele geloofsbelijdenis is opgebouwd rond de Drie Personen die samen de Ene ware God vormen. Daarover volgende week meer. Maar met Pinksteren vieren we vooral hoe de H. Geest concreet wordt voor ons. De gave van de vurige tongen is uitgestort over ons, mensen, de Kerk, toen en nu. En dat is ook wat de geloofsbelijdenis in het vervolg belijdt.

Ik geloof in de Heilige Geest, de heilige katholieke Kerk. De komma tussen deze twee geloofsartikelen mogen we niet lezen alsof het gaat over twee verschillende dingen. Wij geloven niet in een los-verkrijgbare Geest, alsof de Geest ook en vooral buiten de Kerk zou waaien. De volheid van de Geest is te vinden binnen de ene en ware Kerk. De Geest IS als het ware de Kerk, het wezen van de Kerk is de H. Geest! Zonder Geest geen Kerk, maar zonder Kerk ook nooit de volheid van de Geest. Dat vraagt uitleg. De geloofsbelijdenis wijst daarin de weg. Maar daarover aanstonds meer.

De H. Geest en de Kerk zijn een twee-eenheid. Niet, zoals sommigen helaas denken, dat de Kerk zonder vlek of gebrek is. Dat is ze in haar leer, zoals die vanaf Christus en de apostelen zuiver en ongerept is doorgegeven. Maar in haar verdere verschijning is ze menselijk. In die leer en traditie wordt het Woord van de Schrift en het Evangelie van Christus - geschreven door mensen onder ingeving van de Geest - zuiver bewaard en doorgegeven. Iedereen kan lezen in Gods Woord. Iedereen zal daarin de H. Geest ontmoeten. Maar gelezen binnen de gemeenschap van de Kerk komt het Woord tot volle rijkdom. Daarin is de Geest ten volle bewaard en ervaarbaar. Maar wat véél belangrijker is, is de ontmoeting met de H. Geest in de sacramenten. Christus zelf blijft onder ons aanwezig. Hij heeft ons na de Hemelvaart niet verweesd achtergelaten, maar is teruggekeerd op een misschien nog wel veel sterkere manier dan voorheen. In de doop, de Eucharistie, en alle andere sacramenten is de aanwezigheid van God, als Vader, als Jezus Christus de Zoon, in de kracht van de Geest, bij en in ons op een manier die buiten de Kerk niet bestaat. Die sacramenten vormen samen de Kerk, wij mensen als levende sacramenten, Lichaam van Christus. Wij, de Kerk, zijn door de sacramenten en de werking van de H. Geest, opnieuw geïncarneerde Lichamen van Christus, vereend in de Ene Heer. Dat is ons wezen, dat we in Christus zijn. Dat maakt ons tot Kerk, dat maakt ons heilig, en allemaal alleen door de werking van de H. Geest. Daarom belijden wij: Ik geloof in de Heilige Geest, dat wil zeggen: de Heilige Katholieke Kerk! Eén!

De vervolgartikelen van de geloofsbelijdenis leggen dit verder uit: Ik geloof in de gemeenschap van de Heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Dachten we dat te kunnen bereiken zonder de H. Geest en de Kerk? Nee, sterker nog: ook de gemeenschap van de Heiligen is een ander woord voor de totale Kerk, die hier op aarde samen met die in de hemel. De Heiligen in de hemel zijn geen individuutjes die rondom God zitten te genieten van hun eigen geluk, maar een gemeenschap, een Kerk, eigenlijk: de Kerk zoals die zou moeten zijn, zo één, heilig, volmaakt. Dat is onze hoop, we belijden: in de kracht van de Geest gaan we daar naar op weg, als Kerk op aarde, naar de nieuwe Kerk in de hemel.

Daarvoor is nodig, wat het evangelie van vandaag aangeeft: de vergeving van de zonden. Christus heeft die vergeving bewerkt, aan het kruis. Maar uitgedeeld wordt de vergeving niet door Christus, maar als gave door de Geest. Pas wie de Geest ontvangt, ontvangt de vergeving, en pas wie de vergeving ontvangt, kan binnengaan in de volmaakte Kerk, heilig zijn.

In die volmaaktheid krijgen we, wat de laatste twee artikelen van de geloofsbelijdenis zeggen: de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Ja, wie deelt in Christus, zal niet alleen delen in zijn liefde en vergeving, maar ook, eens als alles is voltooid, delen in het Paaslichaam. Pinksteren voltooit Pasen, zeggen we. Ja, in ons mensen. In ons nieuwe lichaam zal het Lichaam van Christus tot volmaaktheid komen. De verrijzenis van ons, op het einde der tijden, is ons eigen definitief Pasen. Dan zullen we zijn als heiligen, broeders en zusters van Christus. Dan zullen we leven voor eeuwig.

En dat, broeders en zusters, allemaal door de kracht en de werking van de H. Geest. Dat belijden wij. Als Kerk, als gemeenschap der heiligen. Met de hoop op de vergeving, de verrijzenis en de eeuwigheid. Zo is het voor ieder van ons Pinksteren. De Gave van de Geest in de Kerk, nu en tot in eeuwigheid. Amen.