Een deur heeft echter nog een paar bijnamen. Wij hebben al voor een gesloten deur gestaan. Een onvriendelijke deur. Misschien heeft iemand ooit eens de deur geopend en bij het zien van mijn figuur ze meteen weer dichtgegooid. Lelijke stoute deur. Een deur kan echter ook lief zijn. Ze gaat bij het zien van mijn verschijning wagenwijd open: kom gauw binnen, welkom! Een deur heeft met andere woorden een functie in het menselijk verkeer: de deur beslist over binnen en buiten, over vriendschap en vijandschap, over verwerping en aanvaarding. Het is een teken van grote luxe als je horen mag: onthoud het ééns en voorgoed, onze deur staat ten allen tijde voor je open. Hier, ik geef je mijn sleutel.
Het evangelie heeft het vandaag ook over een deur, en over rovers en herders en schapen. De rovers gaan langs een andere weg de schaapskooi binnen. Zij komen om te stelen, zij komen niet langs de open deur binnen. Zij hebben geen zuivere bedoelingen. Voor dit soort bezoekers slaan de schapen op de vlucht. Het schijnt, dat schapen geen hoge IQ hebben, maar één ding verstaan ze wel: er zijn mensen die ‘te mijden' zijn. Hun reukorgaan leert het hun feilloos: voor deze boer geen melk. Een betrouwbare herder volgen ze wel. Hij doet ook iets wat volgen doet. Hij noemt ze bij hun naam. En hij leidt ze om weide te vinden. Zoiets doet leven.
Tot hier is alles pure beeldspraak. Misschien flatteert het ons niet, dat wij met schapen vergeleken worden. Het beledigt ons als wij moeten horen, dat wij kuddewezens zijn. Misschien hebben ze ons ook lange tijd zo behandeld. Dat was helemaal met fraai. Met de hand op dit stuk evangelie mogen wij tegen zoiets protesteren. Bij de mens passen geen dierennamen. Wij worden bij name gekend en genoemd. Die namen liggen niet opgeborgen in ergens een geheugen van een computer: ze staan geschreven in de palm van Gods hand. Wij zijn Gods handschrift. Zijn handschrift is Hem dierbaar. De namen van de mensen zijn Gods meditatie. En... Hij sluit die hand niet. Hij opent ze om ons de weg te wijzen naar onze weide. Ik mag leven waar het goed grazen is... op mijn weide. Ik mag ook terugkeren: de deur zal altijd open staan.
Zoiets lezen wij vandaag op roepingenzondag. Wij worden niet geroepen om een kudde te leiden. Het is ons aller roeping om mensen bij hun naam te noemen en om ze de weg te wijzen naar waar het goed leven is. Deuren openen op leven. Onze roeping! Bij velen zullen wij welkom zijn als wij aankloppen met deze boodschap.
Een cultuur ontwikkelen van opendeurdagen. Roeping van de Kerk?...