In tegenstelling tot herder en schaapstallen, waar Jezus het in het evangelie over heeft, is het begrip deur, dat Hij ook gebruikt, nog steeds een belangrijk gegeven in onze samenleving. Hoeveel deuren passeren we niet in ons leven. Natuurlijk die van ons huis het meest, maar daarnaast schooldeuren en fabrieksdeuren, deuren van winkels en cafés. In vakanties kijken we of deuren van kerken en kastelen ons toegang kunnen verschaffen tot dat wat binnen te zien is. Soms komen we letterlijk voor gesloten deuren te staan, maar je kunt het ook als beeld gebruiken: de gesloten deur als beeld voor het feit, dat we iets niet gedaan kunnen krijgen. We kunnen met deuren gooien en met de deur in huis vallen. Kortom, we weten wat een deur is en Jezus spreekt geen vreemde taal als Hij zegt: "Ik ben de deur."
Ook voor de mensen die naar Jezus luisterden, ging een wereld van verhalen open, als Hij het had over een deur. Ze dachten dan bijvoorbeeld aan de deur van de ark, die God zelf achter Noach sloot, toen het veertig dagen en nachten begon te regenen en heel de wereld verdronk. God sloot de deur om Noach en de zijnen zo in veiligheid te brengen. Ze dachten bij het woord deur ook aan de avond van bevrijding uit Egypte, toen ze het bloed van een lam hadden moeten aanbrengen boven hun deuren om zo de dood te waarschuwen dat hij aan hun deur voorbij moest gaan. Het woord deed hen ook denken aan de gouden deuren, die koning Salomo in de tempel had laten plaatsen en die als het ware de verbeelding waren van het feit, dat het volk toegang had tot God zelf, dat Hij naar hen luisterde en hen bewaarde. Het waren de deuren naar de hemel zelf.
"Ik ben de deur." Misschien mogen we veronderstellen, dat Jezus zich in die uitspraak op twee manieren aan ons wil aandienen. Op de eerste plaats als iemand bij wie je veilig bent. De deur kan gesloten worden. Je hoeft geen bedreiging meer te vrezen. Het is rustig en er is vrede. En er zijn woorden om te overwegen, te bidden en kracht op te doen. Misschien wil Hij juist in dit uur voor ons allen die deur zijn. We horen de verhalen en we zingen ons naar verbondenheid met Hem en met elkaar, we eten het brood dat ons kracht geeft voor onderweg. Maar ook is Hij de deur naar buiten, waar het leven zich afspeelt, waar woestijn is en oase, wilde dieren, verloren schapen en jankende honden. Het is de wereld, waarin de mensen vechten om de beste plaatsen, en oorlog voeren om schijnbaar niets dan macht, waarin honger en pijn geleden worden; het is de plek, waarvan wij binnen gehoord en gelezen hebben, dat er eigenlijk vrede moet zijn en broeder- en zusterschap en dat wij degenen zijn die dat moeten maken. Dan gaan we opnieuw de deur binnen om onze eigen ziel en ons ideaal terug te vinden. In- en uitlopen we door die deur naar binnen en naar buiten. Zoals een mens dag in dag uit zijn huisdeur verlaat om dagelijks brood te vinden en terugkeert tot zichzelf om te horen naar de stem van zijn binnenste en te leven met hen die hem het liefste zijn. De kleinschalige plek om te oefenen in bevrijding, in het zien staan van mensen.
"Ik ben de deur", zegt Jezus. "Wie met mijn levensverhaal, met mijn woorden en daden naar zijn binnenkamer gaat of de wereld in, die zal leven vinden, zinvol leven. Die zal mensen zien staan, die zal kunnen vergeven, die zal mededogen en barmhartigheid beoefenen, die zal het lief en leed van mensen willen kennen. Die zal vragen te over hebben over hoe dat moet, hoe hij het levensverhaal van Jezus leven zal."
Met welk verhaal, door welke deur treden we het leven in?...