4e zondag in de paastijd (2008)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden
Er waren eens twee herders die allebei hun eigen kudde schapen hadden. De een heette David en de ander Saulus.
Herder David trok elke morgen met zijn schapen er op uit. Als ze hem aan hoorden komen begonnen zij blij te mekkeren, Ze gingen graag met hem de hei op om te grazen, hij was altijd vriendelijk en heel zorgzaam voor zijn kudde. Natuurlijk liep er wel eens een schaap te ver weg van de kudde, maar als herder David hem riep, kwam die meteen weer terug.
Bij de jongere schapen was er ook wel eens een die in een rebelse bui was en die deed dan alsof hij niets hoorde en liep dan nog verder weg. Hij wist toch wel dat herder David hem zou komen zoeken. En als het een lam was dat haast te moe was om terug te lopen, dan nam de herder het op zijn schouders en droeg hem naar de kudde. En als ze 's avonds terug kwamen bij de schaapskooi, telde hij al zijn schapen en als hij er een miste dan ging hij net zo lang zoeken totdat hij hem gevonden had. Herder David was werkelijk een goede herder.
Herder Saulus was een heel ander type. Hij was een echte organisator. Hij had verschillende boeken gelezen hoe een goede kudde eruit moest zien. En hij had voor zijn kudde precies uitgestippeld wat ze wel en niet mocht doen. Er moet orde zijn, zei hij steeds. Hij zou zijn schapen wel eens discipline bijbrengen, zo nodig met harde hand, het was voor hun eigen bestwil.
Hij leerde zijn schapen te luisteren naar zijn commando's. Als hij riep "rechtsaf" dan liep heel de kudde rechtsaf, en als hij riep "stop" dat stopte de hele kudde ook. En wee het schaap dat niet luisterde en zijn eigen weg ging, die kreeg ongenadig op zijn kop, en vaak nog een schop onder zijn achterste.
Herder Saulus vond dat hij een strenge herder moest zijn. Maar veel schapen voelden zich niet gelukkig in zijn schaapstal, en regelmatig nam een schaap de benen, weg van de kudde, om zijn eigen leventje te gaan leiden op de grote hei. Zo nu en dan telde herder Saulus zijn schapen en dan mopperde hij dat er weer een stel domme schapen weggelopen waren.
Misschien zitten sommigen zich af te vragen wat de bedoeling is van dit verhaaltje. Anderen voelen, denk ik, toch wel aan waar ik naartoe wil.
Herder David was een herder zoals Jezus dat was: een goede herder met hart voor zijn schapen: zieke schapen genas hij, verloren schapen zocht hij op en zwarte schapen gaf hij weer nieuwe kansen. Dat beeld komt telkens weer naar voren in de evangelieverhalen. En willen we samen de kerk van Jezus zijn, dan moet ook de kerk een goede herder zijn voor alle gelovigen, en moeten alle gelovigen goede herders zijn voor elkaar.
Maar als ik naar de kerk van Jezus kijk zoals die nu is, dan moet ik denken aan herder Saulus, die regels, discipline en orde het belangrijkste vond. Ook in de kerk van vandaag lijken regels en waarheden wel eens belangrijker te zijn dan de mensen.
Het probleem is dat de kerk a.h.w. twee lagen kent: de kerkorganisatie met zijn gezagsstructuur, en met zijn leiders als herders en de kudde, de geloofsgemeenschap aan de basis. En hoe groter een beweging wordt, hoe meer organisatie er nodig is om alles in goede banen te leiden. Dat is gewoon een algemeen gegeven.
In de begintijd van de kerk was het een enthousiaste beweging, waarin alle gelovigen echte goede herders waren voor elkaar. Maar met de groei van deze beweging, moesten er regels opgesteld worden, waar iedereen zich aan te houden had. Er was een gezagsapparaat nodig om leiding te leven en toe te zien dat de regels onderhouden werden Maar toen groeiden ook de meningsverschillen, soms heel diepgaand. Een hele groepen gelovigen trokken weg uit de kudde om hun eigen weg te gaan. Dat zie je heel de geschiedenis door, in de rooms-katholieke kerk en ook in de andere kerkgemeenschappen. Ik denk ook dat het ergens onvermijdelijk is.
Toch moet het beeld van Jezus als de goede herder ook de kerk van nu blijven inspireren, het instituut kerk met zijn gezagsapparaat, maar evenzeer de kerkgemeenschap aan de basis. Het heeft geen zin om de top van de kerk te verwijten dat ze hard en onbuigzaam zijn, op veel punten verkrampt, als wij aan de basis geen goede herders zijn voor elkaar, in het gewone leven van alledag. Want de kerk van Jezus, dat zijn wij.