3e zondag in de paastijd A

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Plotseling was er het bericht dat bij toeval een joodse begraafplaats was ontdekt in Beuthen, bij Pyskowiçe in Polen. Een begraafplaats waar joodse kampslachtoffers uit Auschwitz ter aarde zijn besteld. U hebt het bericht misschien gehoord en in uw herinnering opgeslagen. En u was het ongetwijfeld, net als ik, al bijna weer vergeten. Wat is er intussen gebeurd? Het nieuws stond even in de krant. Een televisieprogramma besteedde er enkele minuten aan. Er is een stichting opgericht door joden en christenen om deze en andere graven te restaureren. Een goede zaak die echter ook als alibi kan werken voor ons om ongeschokt verder te leven. De verantwoordelijkheid is immers ondergebracht bij een degelijk bestuur. Dan kunnen wij verder, ondanks de schrik die ons even bekroop.

Zo gaat het, in grote lijnen, meestal. Wij, christenen, worstelen met het jodendom. Al weten we van miljoenen graven, we hebben geleerd die realiteit weg te drukken in ons leven. Is ze te groot voor ons bevattingsvermogen? Is er een schuldgevoel, dat - dwars door de geschiedenis heen - reikt tot op de dag van vandaag? Een onontwarbare knoop van oorzaak en gevolg, waar ook christenen niet buiten staan? Heeft het te maken met onze eigen oergrond, waarvan we mede door de geschiedenis vervreemd zijn? Het christendom dat als een nieuwe loot geënt is op de joodse stam? Belangrijke vragen, niet alleen vanuit historisch oogpunt. Want bij dat alles zou je haast vergeten dat je praat over een volk, dat nú leeft. Joden die de pijn van het verleden actueel beleven, de graven dragen namen van hún familie; mensen met namen, hún namen... En de meesten van hen hebben niet eens een graf.

We leven in 1999. Ook dit jaar vieren joden Pesach en Jom Ha-Sjoah. Uittocht is actualiteit, net zo goed als herdenking van de grote catastrofe, de moord op zes miljoen joden. Actualiteit en bittere noodzaak.

Een aantal keren heb ik gemerkt hoe ongemakkelijk je je als christen kunt voelen bij al deze vragen. Hoe je - ongewild - raakt aan de pijnplekken in het leven van de joodse gemeenschap. Hoe je als christen uitspraken doet die joden pijn doen. We bedienen ons van de joodse bijbelse taal die we soms ontvreemden. Dan merk je hoe wij, christenen en joden, zijn los gegroeid van elkaar. Hoe we elkaar niet meer verstaan. En vooral: hoe wij, christenen, met de joodse geschiedenis op de loop zijn gegaan.
Het pijnlijke gevolg is, dat we elkaar niet meer bereiken en als het ware in een ver buitenland leven, terwijl we tenminste elkaars naaste familie kunnen zijn.
Christenen zijn immers van-huis-uit jood. Het christendom zou, veel meer dan nu het geval is, zich ten diepste verbonden moeten voelen met het jodendom. Niet alleen door de verhalen van de Tenach, die ook voor ons het Eerste Testament is. Niet alleen door de schande van de recente geschiedenis, maar ook in verbondenheid en solidariteit met joden nú, vandaag de dag.

Dat is hetgeen Jezus zelf in het evangelie van vandaag ons duidelijk wil maken. Jodendom is niet dichtbij of verder weg dan Jezus zelf. Willen we trouw zijn aan Hem dan dienen we te beseffen en te beleven dat Hij jood is. Wanneer Hij als de verrezen Heer de Schriften uitlegt aan de Emmaüsgangers, dan begint Hij niet bij zichzelf. Hij legde hun uit: ‘om te beginnen bij Mozes...'. Hem erkennen is: Zijn jood-zijn erkennen. Dat vraagt solidariteit met zijn volk, zijn geloof. Dat vraagt: kennismaken met zijn ouders, zijn synagoge, met de tempel, zijn leraren, de tradities die Hem heilig zijn. Als we Hem gedenken, in onze vieringen, dan mogen we zijn jood-zijn niet wegschrijven, omwille van Hemzelf, omwille van de solidariteit met het joodse volk, en vooral omwille van onszelf als christenen.

Er is een joods gezegde: ‘Vergeten is ballingschap; gedenken is het geheim van verlossing'. Het gedenken van onze joodse oorsprong is levensnoodzakelijk. Wie dat weglaat, levert een verminkte Christus over, doet Jezus en zijn volk onrecht, en doet zichzelf als christen geweld aan. We zouden als het ware, zoals Lea Dasberg zegt, moeten leven met achteruitkijkspiegels. Vooruit rijdend naar de toekomst het verleden in het oog blijven houden. Dat is de enige mogelijkheid om de fouten die in het verleden gemaakt zijn niet te herhalen. Ook al om een dam op te werpen tegen racisme en discriminatie in onze tijd. Vergeten is ballingschap. Het leidt tot een ontkenning van de meest verschrikkelijke realiteiten waartoe mensen (soms in Jezus-naam) in staat zijn. Het leidt tot vergeten van joodse slachtoffers, het vergeten van joodse graven die ons blijvend aan de joodse slachtoffers herinneren. Het leidt tot de ontkenning en het niet kennen van Jezus, kind van het joodse volk.

Vandaag vieren we eucharistie. We komen samen om Hem te gedenken. Gedenken is meer dan een paar minuten stilte vanuit een traditionele kalenderliefde. Gedenken is het geheim van verlossing. In de joodse, zowel als in de christelijke traditie is het: het verleden actueel maken en tegenwoordig stellen. Wij gedenken het leven van Jezus. We willen Hem, levend en wel, beleven. Maar dan zijn héle leven. Beginnen met Mozes die bij het brandende braambos de opdracht krijgt Gods eigen volk te bevrijden, uit slavernij, uit vergetelheid. Eén doorlopend verhaal, dat op Jezus betrekking heeft, en via Hem op ons die Hem volgen. Tot op de dag van vandaag, waar brandende vragen roepen om een oplossing. Als Jezus ons de Schriften verklaart, brandt ons hart in ons. En de plek waar we staan is heilige grond: de startplaats om zijn volk te bevrijden.
Gedenken is het geheim van verlossing. Elke keer als we samen komen om zijn leven te herkennen in het breken van het brood, mag onze viering uitlopen op bevrijding, verlossing. Bevrijding van de verdrukten die in slavernij leven; uittocht van het volk van God; die zich noemt: ‘IK-ZAL-ER-ZIJN'. Dat wij elkaar in zijn naam mogen verstaan...