Geloven betekent vertrouwen

Beste vrienden,

Herinneren jullie je die Samaritaanse vrouw nog bij de bron van Jacob? Toen haar ontmoeting met Jezus in het middelpunt van de belangstelling stond heeft zij voor ons gepreekt. In het middelpunt van het evangelie van vandaag staat weer een andere ontmoeting. De confrontatie van Thomas met de verrezen Heer. Er zijn veel mensen die zijn naam dragen, maar het enige wat wij over Thomas in de Bijbel te weten komen zijn de twijfels die hij heeft geuit. Zou hij, in onze moderne kritische tijd, niet de meest geschikte persoon zijn om ons  helpend en  richtingaanwijzend bij te staan? 

Laat ons dan ook even luisteren naar datgene wat hij hier vandaag, in mijn plaats, zou zeggen:

Ik, Thomas, was ook een leerling van Jezus. Misschien wel niet zo bekend als Petrus en Johannes. Ik viel ook nooit bijzonder op, tot op die dag waarop Jezus speciaal voor mij nog een keer is teruggekomen. Maar voor ik u daarover vertel, eerst nog iets anders vooraf. Ik had namelijk het grote voorrecht dat mijn ouders me naar school hebben gestuurd waar ik alles kon leren. En sindsdien was ik vooral gefascineerd door de grote vragen: Wat is de mens?, Hoe zou de mens moeten leven? Hoe kan hij gelukkig worden? Wat is de dood? En hou kunnen wij de waarheid herkennen?

Maar hoe meer ik daar over las, hoe sceptischer ik werd. De Griekse filosofen spraken heel anders over God dan Mozes en de profeten dat hadden gedaan, en veel filosofische scholen stonden met elkaar in concurrentie. Zo gebeurde uiteindelijk wat er moest gebeuren, ik vond geen bevredigend antwoord – noch bij hen, noch in mijn eigen geloof. Daarom beperkte ik mij tot de wiskunde, dat kon mijn verstand de baas, en ik hield me voor het overige aan de mooie dingen die in het leven binnen bereik waren: Eten en drinken, mooie vrouwen en prettig tijdverdrijf met vrienden. 

Toen ik op een dag hoorde dat een jonge rabbi, een zekere Jezus uit Nazareth, de mensen door zijn verkondiging sterk fascineerde, dacht ik daar zo het mijne van. Ik wou hem wel eens horen, gewoon om mee te kunnen praten als het onderwerp ten berde zou komen. Hij sprak van de heerschappij van God, hier en nu. Ik hoorde hoe Hij de wet van Mozes interpreteerde en hoe Hij de mensen opriep tot liefde en vergeving.  Hij veroordeelde huichelachtigheid en dubbele moraal en beloofde de liefde van God aan diegenen aan wie niemand tot nu toe aandacht had geschonken. Ik hoorde ook hoe hij in zijn prediking op de levensangsten en de zorgen van de mensen inging. En vooral, ik zag hoe Hij met de mensen omging. Iedereen die zich tot Hem richtte werd door Hem ernstig genomen en mensen die hun vertrouwen in Hem stelden werden terug lichamelijk en geestelijk gezond

Wat Hij zegde klonk heel anders dan wat ik tot dan toe gehoord had. Zijn daden bevestigden zijn woorden en omgekeerd! Het besef overviel me als een blikseminslag: Die man moet ik navolgen!  En zo werd ik één van de twaalf. Waarbij ik moet zeggen dat ik me in de kring van de leerlingen niet altijd optimaal gevoeld heb. Met Johannes kon ik wel goed praten, maar met de anderen? Allemaal eenvoudige vissers. Dat was de oorzaak dat ik altijd het buitenbeentje ben gebleven dat zich meer dan eens de vraag heeft gesteld: Waar heb ik me nu toch weer mee ingelaten? Is Jezus echt zo anders dan alle anderen?    

Tja – en dan kom ik nu al aan die gebeurtenis uit mijn levensloop die jullie het beste kennen. Ik had al vlug door dat Jezus veel vijanden had. Daarom vonden wij leerlingen het ook geen goed idee om voor het Paasfeest naar Jeruzalem te gaan. Maar ja, achteraf is een mens altijd slimmer.

Met zijn woorden over zijn komende lijden, dood en verrijzenis konden we echt niet veel aanvangen. Ik zou zeggen: Voor het allemaal gebeurde waren wij blind, en toen het gebeurde waren we niet alleen blind, maar totaal verlamd. Verlamd van pure angst. Jezus werd gevangen genomen, veroordeeld en terechtgesteld. Voor ons leek dat het einde van alles. Gelukkig werden we door de eigenaar van het huis waar we het Paasmaal hadden genoten gastvrij onthaald. We durfden niet meer buiten en hielden deuren en vensters zorgvuldig gesloten.

 

Na vrijdag, de dag van Jezus’ terechtstelling, beleefden we bange troosteloze uren. De zenuwen joegen ons door de keel – ook omdat een aantal vrouwen absoluut naar het graf wilden om Zijn lichaam te balsemen

Op een gegeven ogenblik hield ik het die zondag niet meer uit. De gemeenschap was me te eng geworden, ik moest naar buiten. De ganse dag heb ik doelloos door de stad gedwaald. Pas laat op de avond kwam ik uitgeput terug thuis en merkte onmiddellijk: hier klopt iets niet De ogen van de andere leerlingen straalden en het was net alsof al die vertwijfeling die er die ochtend nog had geheerst, volkomen verdwenen was.  Als ze dan ook nog vertelden dat ze Jezus hadden gezien, dacht ik dat ze helemaal gek waren geworden. Dat kon toch niet, dat was onmogelijk. Jezus zou uitgerekend dan gekomen zijn als ik, de enige die nog normaal kon denken, er niet was? Dat moest ik geloven? Dat wilden die eenvoudige vissers mij wijsmaken? “Neen”, zei ik. “Pas wanneer ik Hem zelf kan aanraken en zijn wonden kan voelen, dan pas kan ik geloven!”

Ik wou Hem niet alleen zien: neen, ik wou hem kunnen aanraken en betasten om het onbegrijpelijke te kunnen verstaan. Die gedachte hield me ook binnen de gemeenschap en verhinderde dat ik mijn spullen pakte en terug weg ging. We bleven in Jeruzalem en het waren vrolijke dagen voor de andere leerlingen en zeer kwellende voor mij.  Een week was verlopen toen Jezus plots weer bij ons binnenkwam. “Vrede zij met jullie” zei Hij en keek naar mij. Hij zei tegen mij: “Leg je vingers op mijn handen en leg je hand in mijn zij. Raak me aan en begrijp wat je ziet en voelt. Ik ben het werkelijk Thomas, wees niet ongelovig, maar gelovig.”   

Ik weet het niet meer, maar ik denk dat ik toen geglimlacht heb. En ik moest de wonden eigenlijk niet meer aanraken omdat ik besefte  hoe weinig mijn handen en mijn ogen nog konden bijdragen tot het zoeken naar de waarheid. Ik heb op dat ogenblik gewoon gevoeld dat Gods waarheid door Jezus tot mij komt. En als Hij dan ook nog zegde: “Zalig zij die niet zien en toch geloven”, heb ik duidelijk begrepen dat ik rustig op het woord van de anderen had mogen vertrouwen Want bij Jezus en bij God betekent geloof altijd vertrouwen. Wanneer God werkelijk die onvoorwaardelijk oneindig liefhebbende Vader is, dan is onvoorwaardelijk vertrouwen ook het enig mogelijke passende antwoord voor ons mensen. Natuurlijk is geloven altijd een risico, later had ik af en toe ook mijn twijfels, maar wat me wel duidelijk werd is: Niet mijn verstand is de maatstaf van alles, maar alleen mijn vertrouwen in God.   

Zo ver de apostel Thomas. Herkennen we niet veel van hem in onszelf? Zijn twijfels, zijn angsten, zijn zoeken? Juist die Thomas zou ons vandaag misschien zeggen: “Je moet niet bang zijn, ook al ben je nu droevig en onzeker. Vertrouw erop dat God jullie altijd bijstaat, dat Hij jullie nooit alleen laat, maar altijd met jullie op pad gaat.  Hebt moed, hebt vertrouwen, God staat ons altijd bij!  Amen