Het lijkt op een schat (Mt. 13,44)

Mattheüs ordent zijn evangelie volgens vijf redevoeringen. We krijgen de Bergrede (5, 1 -7,29), de zendingsrede (10, 1 – 11, 1), de parabelrede (13, 1-53), de gemeenterede (18, 1 – 19,1) en de eschatologische rede (24, 1 – 26,1).

In de parabellezing spreekt Jezus aan de hand van gelijkenissen over het belang en de betekenis van het rijk der hemelen. Het rijk der hemelen is onze ontmoeting met Jezus en met zijn woord.

In het leven van elke dag

Als goede verteller knoopt Jezus aan bij het dagelijkse leven. Daarbij is het zijn wens en deze van de evangelist Mattheus dat wat zij vertellen in het leven van elke dag wordt beleefd. Het rijk der hemelen is niet iets wat zich in eerste instantie zal voordoen na dit leven. Neen, het gaat er om hier en nu echt leven te vinden en de grootste schat die er is te zoeken en te aanvaarden.

Jezus vertelt over een zaaier die nogal kwistig zaait en over het zaad dat op de goede bodem valt en veel vrucht voortbrengt. Hij zag onkruid staan tussen de tarwe en hij maant ons tot geduld, want door ons ongeduld en radicaliteit zouden we schade kunnen veroorzaken. Hij heeft een verhaal over een mosterdzaadje, dat ons veel leert over de groei. Hij had oog voor het werk van een vrouw in de keuken die gist verwerkt dat het deeg doordesemt.

Zoeken naar schatten

Vandaag vertelt hij ons over gelukzoekers, over een koopman op zoek naar mooie parels en over iemand, die misschien geen schattenjager was, maar in een akker een schat vindt, waarvan hij niet wist dat die er was. Van zodra hij echter deze schat ontdekte, was hij blij. Hij nam risico’s op zich en kocht de akker.

Jezus geeft hiermee aan dat het Rijk der hemelen de waarde heeft van een schat, zelfs van grotere waarde is. Wat is waardevol en wat is het meest waardevolle? Is het macht, is het rijkdom of is het wijsheid? De vrome Jood kende spreuken, die vooral de wijsheid aanprijzen. “Heb oor voor Gods wijsheid. Zoek ernaar als was het zilver. Speur ernaar als naar een verborgen schat” (Spr. 2,1-5). “Het begin van wijsheid is, dat je wijsheid zoekt” (Spr. 4,7). Salomo ontving een geest vol wijsheid en begrip. Hij had tot de Heer gebeden en gevraagd: “Schenk uw dienaar een opmerkzame geest, zodat ik uw volk kan besturen en onderscheid kan maken tussen goed en kwaad” (1 Kon. 3,9).

De vreugde van het vinden

Volgens Jezus is het koninkrijk der hemelen een schat die ons geschonken wordt en waarvoor wij ons toch moeten inzetten. De parabels duiden aan dat het niet zo vanzelfsprekend is om de schat te bereiken. Het houdt risico’s in, het vraagt offers en de moed om veel prijs te geven. Jezus zegt dat wij er alles zouden moeten voor over hebben om erbij te zijn. “Om het koninkrijk te verwerven, moet men alles geven” (KKK 546). Om de schat te vinden, moeten we willen zoeken. “Het is nodig dat ons hart brandt van verlangen om het kostbare goed te bereiken, dat het Rijk Gods is en dat aanwezig is in de persoon van Jezus. Hij is de verborgen schat, hij is de kostbare parel. Deze ontdekking geeft een andere wending aan ons leven doordat het ons zin geeft” (Paus Franciscus bij het Angelus, 30 juli 2017).

Het vinden van de schat, de ontmoeting met Jezus geeft een grote vreugde. Deze boodschap ligt paus Franciscus nauw aan het hart. Hij schreef bij het begin van zijn pontificaat de brief: De vreugde van he evangelie, Evangelii gaudium. Deze brief begint met volgende zin: “De vreugde van het Evangelie vult het hart en het hele leven van allen die Jezus ontmoeten. Allen die zich door hem laten redden, worden bevrijd van zonde, droefheid innerlijke leegte en eenzaamheid Met Jezus Christus wordt vreugde geboren en steeds opnieuw geboren.” Hij moedigt de christenen aan een nieuwe etappe in de evangelisatie aan te vatten, gekenmerkt door vreugde. Daartoe wil hij toekomstwegen aanwijzen voor de kerk onderweg in de volgende jaren.

Een sleepnet met allerhande soorten

Toch gaat het deze dagen wat moeizaam om deze vreugde te ontdekken. In het sleepnet zitten allerhande vissen en hoe kunnen wij bepalen wie de goede zijn en de slechte. We leven met de mengeling van goed en kwaad. “Kunnen we het zaad onderscheiden, hetzij tot verval of tot eer? Gods regen geeft regen aan beide, zijn zon ziet op beide teneer” (cfr. ZJ 597).

Jezus zag en waardeerde het werk van de vissers. Hij was immers vaak in de buurt van het meer van Galilea en had vissers geroepen onder zijn medewerkers. Zijn laatste gelijkenis in de parabelrede komt uit het vissersleven. Het lukt de vissers niet altijd om met een vol sleepnet aan wal te komen. Soms waren er nachten waarin ze niets gevangen hadden.

Wanneer ze na een geslaagde visvangst aan wal kwamen, gingen ze – en wellicht ook de vissersvrouwen - aan het werk om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen om ze dan te kunnen verkopen of ook voor eigen gebruik. De slechte vissen werden weggeworpen, terug in de zee of bij de afval. Wat de vissers doen is de goede vissen van de slechte scheiden.

Dit laatste parabeltje hoort bij de evangeliepericoop van de zeventiende zondag, maar de opstellers van het lectionarium laten toe deze in te korten zodat dit zevende parabeltje en het slot van de parabelrede niet gelezen worden.

Komt het omwille van de conclusie die Jezus eraan vastknoopt? Het scheiden van de goede en slechte vissen wijst op de scheiding die zich kan voltrekken bij het eindoordeel. De formulering daarbij is minder fraai door te spreken over de vuuroven, over geween en tandengeknars. Zijn ze daar weer, kan men zich afvragen, met het zaaien van angst?

Er is een spanning. We heten elkeen welkom met een herderlijke en broederlijke zorg en wij beseffen dat het eindoordeel niet bij ons zelf ligt. De Mensenzoon heeft het laatste woord bij de oogst. Jezus had al het beeld van de oogst voor ogen, wanneer hij zijn leerlingen uitzond. Hij hernam het bij de parabel van het onkruid tussen de tarwe. Het keert terug in de gelijkenis van het sleepnet, waarin een schifting komt en een scheiding zich voltrekt tussen de rechtvaardigen en zij die ongerechtigheid bedrijven.

We kunnen wel zingen en hopen dat wij allen in de hemel zullen komen, maar we aanvaarden dat we geconfronteerd worden met lukken en falen. Bij het laatste Oordeel wijst Jezus hen af die hem niet herkend hebben in de armen, de zieken, de gevangenen, de vreemdelingen.

De ontmoeting met Jezus is een ontmoeting met een herder en tevens met een rechter.

De Vader die tevens rechter is. Bij de aanvang van de roeping van de leerlingen had Mattheus reeds de spanning aangeraakt tussen de herder en de rechter. Jezus trad als herder en spreekt tegelijkertijd van het oogsten, waarin het oordeel opdaagt. Het is, zegt Ulrich Luz, een van de grote vragen uit het evangelie. “Hoe is de Herder in zijn erbarming te denken in samenhang met de rechterlijke opdracht van de Mensenzoon. “Wir stehen hier vor einem der grossen Verstehensprobleme des ganzen Evangeliums: Wie ist der erbarmende Hirte und der Gerichtsherr-Menschensohn zusammenzudenken?” (Luz, dl. II, p. 82).

Wij lossen deze vraag zeker niet op door voor ons zelf en over anderen rechter te willen zijn.

God, Gij hebt het eerste woord en het laatste woord (ZJ 541), erbarm U over ons.